Lezingen en Evangelie december 2023 – januari, februari, maart 2024
Zaterdag 2 en zondag 3 december 2023
B-jaar eerste advent
Eerste lezing uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte. 1,3-9
Genade en vrede voor u
vanwege God onze Vader en de Heer Jezus Christus!
Steeds weer zeg ik God dank voor zijn genade
die u in Christus Jezus is gegeven.
Want in Christus zijt gij,
naarmate zijn getuigenis bij u ingang vond,
in ieder opzicht rijk begiftigd
met alle gaven van woord en kennis.
Op dit punt komt gij niets te kort,
terwijl gij vol verwachting uitziet
naar de openbaring van onze Heer Jezus Christus.
Hij zal u ook doen standhouden tot het einde
zodat u geen blaam treft op de dag van onze Heer Jezus.
God is getrouw,
die u geroepen heeft tot gemeenschap met zijn Zoon
onze Heer Jezus Christus.
Zo spreekt de heer.
Evangelie
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 13,33-37
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Weest op uw hoede, weest waakzaam;
want gij weet niet wanneer het ogenblik daar is.
Het is ermee als met een man die in het buitenland vertoeft.
Bij het verlaten van zijn huis
heeft hij aan zijn dienaars het beheer overgedragen,
aan ieder zijn taak aangewezen
en de deurwachter bevolen waakzaam te zijn.
Weest dus waakzaam,
want ge weet niet wanneer de heer des huizes komt,
“s avonds laat of midden in de nacht,
bij het hanegekraai of “s morgens vroeg.
Als hij onverwachts komt
laat hij u dan niet slapend vinden.
En wat Ik tot u zeg, zeg Ik tot allen
weest waakzaam!”
Zaterdag 9 en Zondag 10 december 2023 B-jaar
Tweede advent
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 40,1-5.9-11
Troost, troost toch mijn Stad,
– zegt uw God -,
spreek Jeruzalem moed in,
roep haar toe dat haar straftijd voorbij is,
dat haar ongerechtigheid vergeven is,
dat zij van Gods hand haar zonden dubbel betaald heeft gekregen.
Een stem roept:
“Baan de HEER een weg in de steppe,
effen voor onze God een heerbaan in de woestijn,
elk dal moet gevuld,
elke berg en heuvel geslecht worden,
alle oneffenheden moeten vlak,
de rotsmassa”s een vallei worden.
En verschijnen zal de glorie des HEREN
en alle vlees zal daarvan getuige zijn:
de mond des HEREN heeft het gezegd!”
Beklim de hoogste berg, gij Sion, vreugdebode,
verhef krachtig uw stem, Jeruzalem, vreugdegezant:
verkondig het luide, ken geen vrees,
roep tot de steden van Juda:
“Uw God is op komst!
Zie, God de HEER komt met kracht,
zijn arm voert de heerschappij;
zijn loon komt met Hem mee,
zijn beloning gaat voor Hem uit.
Als een herder zal Hij zijn schapen weiden,
in zijn armen ze samenbrengen,
de lammeren dragen tegen zijn boezem,
de schapen met zachte hand geleiden.”
Zo spreekt de Heer.
Evangelie
Begin van het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 1,1-8
Begin van de Blijde Boodschap van Jezus Christus,
de Zoon van God.
Zoals er geschreven staat bij de profeet Jesaja:
“Zie, Ik zend mijn bode voor u uit
die voor u de weg zal banen;
een stem van iemand die roept in de woestijn:
Bereidt de weg van de Heer,
maakt zijn paden recht.”
Zo trad Johannes op in de woestijn en doopte;
hij preekte een doopsel van bekering
tot vergiffenis van de zonden.
Heel de landstreek Judea en alle inwoners van Jeruzalem
trokken naar hem uit,
en lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan,
terwijl zij hun zonden beleden.
Johannes ging gekleed in kameelhaar
met een leren gordel om zijn lendenen;
hij at sprinkhanen en wilde honing.
Hij predikte:
“Na mij komt die sterker is dan ik,
en ik ben niet waardig mij te bukken
en de riem van zijn sandalen los te maken.
Ik heb u gedoopt met water,
maar Hij zal u dopen met de heilige Geest.”
Zaterdag 16 en 17 Zondag december 2023 B-Jaar
Derde Advent
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 61,1-2a.10-11
De geest van de HEER God rust op Mij:
Hij heeft Mij gezalfd
om aan de armen de blijde boodschap te brengen.
Hij heeft Mij gezonden
om te genezen allen wier hart gebroken is,
om de gevangenen vrijlating te melden,
aan wie opgesloten zijn vrijheid.
Om aan te kondigen het genadejaar van de HEER.
Ik wil jubelen en juichen in de HEER,
mijn ziel wil zich verheugen in mijn God.
Want Hij heeft Mij bekleed met het kleed des heils
en Mij de mantel der gerechtigheid omgehangen,
als een bruidegom die zich het hoofd feestelijk omhult
of als een bruid die zich met haar sieraden tooit.
Want zoals de aarde haar vruchten voortbrengt
en zoals een tuin het zaad laat rijpen,
zo laat de HEER de gerechtigheid ontluiken
en zijn glorie voor het oog der volken.
Zo spreekt de Heer.
Evangelie
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 1,6-8.19-28
Er trad een mens op, een gezondene van God;
zijn naam was Johannes.
Deze kwam tot getuigenis,
om te getuigen van het Licht
opdat allen door hem tot geloof zouden komen.
Niet hij was het Licht,
maar hij moest getuigen van het Licht.
Dit dan is het getuigenis van Johannes,
toen de Joden uit Jeruzalem
priesters en levieten naar hem toezonden
om hem te vragen:
“Wie zijt gij?”
Daarop verklaarde hij
zonder enig voorbehoud en met grote stelligheid:
“Ik ben de Messias niet.”
Zij vroegen hem:
“Wat dan?
“Zijt gij Elia?”
Hij zei:
“Dat ben ik niet.”
“Zijt gij de profeet?”
Hij antwoordde:
“Neen.”
Toen zeiden zij hem:
“Wie zijt gij dan?”
Wij moeten toch een antwoord geven
aan degenen die ons gestuurd hebben.
Wat zegt gij over uzelf?”
Hij sprak:
“Ik ben, zoals de profeet Jesaja het uitdrukt,
de stem van iemand die roept in de woestijn:
Maakt de weg recht voor de Heer!”
De afgezanten waren uit de kring van de Farizeeën.
Zij vroegen hem:
“Wat doopt gij dan,
als gij de Messias niet zijt,
noch Elia, noch de profeet?”
Johannes antwoordde hun:
“Ik doop met water,
maar onder u staat Hij die gij niet kent,
Hij die na mij komt;
ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken.”
Dit gebeurde in Betanië,
aan de overkant van de Jordaan,
waar Johannes aan het dopen was.
Zaterdag 23 en Zondag 24 december 2023 B-jaar
Vierde Advent
Eerste lezing uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome 16,25-27
Broeders en zusters,
aan Hem die bij machte is u te bevestigen
in het evangelie van Jezus Christus dat ik verkondig
– volgens de openbaring van het geheim
dat eeuwenlang verzwegen bleef
maar dat nu is onthuld,
en dat krachtens de opdracht van de eeuwige God
aan de hand van profetische geschriften
aan alle heidenvolken is bekend gemaakt,
om hen te brengen tot de gehoorzaamheid van het geloof –
aan Hem, de enige, alwijze God
zij de heerlijkheid
door Jezus Christus
in de eeuwen der eeuwen!
Amen.
Zo spreekt de Heer.
Evangelie
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 1,26-38
Toen Elisabeth zes maanden zwanger was
werd de engel Gabriël van Godswege gezonden
naar een stad in Galilea, Nazaret,
tot een maagd die verloofd was met een man die Jozef heette,
uit het huis van David;
de naam van de maagd was Maria.
Hij trad bij haar binnen en sprak:
“Verheug u, de Heer is met u.”
Zij schrok van dat woord
en vroeg zich af wat die groet wel kon betekenen.
Maar de engel zei tot haar:
“Vrees niet, Maria, want gij hebt genade gevonden bij God.
Zie, gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen
en gij moet Hem de naam Jezus geven.
Hij zal groot zijn
en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden.
God de Heer zal Hem de troon van zijn vader David schenken
en Hij zal in eeuwigheid koning zijn over het huis van Jakob
en aan zijn koningschap zal nooit een einde komen.”
Maria echter sprak tot de engel:
“Hoe zal dit geschieden daar ik geen man beken?”
Hierop gaf de engel haar ten antwoord:
“De heilige Geest zal over u komen
en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen;
daarom ook zal wat ter wereld wordt gebracht
heilig genoemd worden, Zoon van God.
Weet dat zelfs Elisabeth, uw bloedverwante,
in haar ouderdom een zoon heeft ontvangen
en, ofschoon zij onvruchtbaar heette,
is zij nu in haar zesde maand;
want voor God is niets onmogelijk.”
Nu zei Maria:
“Zie de dienstmaagd des Heren;
mij geschiede naar uw woord.”
En de engel ging van haar heen.
24 december 2023 B-jaar
Nachtmis
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 9,1-3.5-6
Het volk dat in het donker wandelt
ziet een groot licht;
een licht straalt over hen
die wonen in het land van doodse duisternis.
Gij hebt hun blijdschap vermeerderd,
hun vreugde vergroot.
Voor uw aanschijn zijn zij vol vreugde,
een vreugde als die om de oogst,
als die van mensen die jubelen
bij het verdelen van de buit.
Want het juk dat zwaar op het volk drukte,
de stang op hun schouders,
en de stok van hun drijvers,
Gij hebt ze stuk gebroken als op de dag van Midjan.
Want een Kind is ons geboren,
een Zoon werd ons geschonken;
Hem wordt de macht op de schouders gelegd
en men noemt Hem:
Wonderbare Raadsman,
Goddelijke held,
Eeuwige Vader,
Vredevorst.
Een grote macht en een onbeperkte welvaart
zullen toevallen aan Davids troon
en aan zijn koninkrijk,
zodat het gegrondvest zal zijn
en stevig gebouwd op recht en gerechtigheid,
van nu af tot in eeuwigheid.
De ijver van de HEER der hemelse machten brengt het tot stand.
Zo spreekt de Heer.
25 december 2023
Eerste Kerstdag
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 52,7-10
Hoe liefelijk op de bergen de voeten van de vreugdebode,
die vrede meldt,
goed nieuws verkondigt,
die heil komt melden,
die zegt tot Sion: Uw God regeert!
Hoort!
Uw torenwachters verheffen hun stem,
zij jubelen tegelijk
want zij zien, oog in oog,
de terugkeer van de HEER naar Sion.
Barst los in jubel, allen samen,
puinen van Jeruzalem,
want de HEER heeft zijn volk getroost;
Hij heeft Jeruzalem verlost.
De HEER heeft zijn heilige arm ontbloot
voor de ogen van alle volkeren;
en alle grenzen der aarde
hebben het heil van onze God aanschouwd.
Zo spreekt de Heer.
Evangelie
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 2,1-14
In die dagen kwam er een besluit van keizer Augustus,
dat er een volkstelling moest gehouden worden in heel zijn rijk.
Deze volkstelling vond plaats
eer Quirinius landvoogd van Syrië was.
Allen gingen op reis,
ieder naar zijn eigen stad, om zich te laten inschrijven.
Ook Jozef trok op
en omdat hij behoorde tot het huis en geslacht van David,
ging hij van Galilea, uit de stad Nazaret,
naar Judea: naar de stad van David, Betlehem geheten,
om zich te laten inschrijven,
samen met Maria, zijn verloofde, die zwanger was.
Terwijl zij daar verbleven
brak het uur aan waarop zij moeder zou worden;
zij bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene.
Zij wikkelde Hem in doeken en legde Hem neer in een kribbe,
omdat er voor hen geen plaats was in de herberg.
In de omgeving bevonden zich herders
die in het open veld gedurende de nacht hun kudde bewaakten.
Plotseling stond een engel des Heren voor hen
en zij werden omstraald door de glorie des Heren
zodat zij door grote vrees werden bevangen.
Maar de engel sprak tot hen:
“Vreest niet, want zie,
ik verkondig u een vreugdevolle boodschap
die bestemd is voor heel het volk.
Heden is u een Redder geboren,
Christus de Heer,
in de stad van David.
En dit zal voor u een teken zijn:
gij zult het pasgeboren kind vinden
in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe.”
Opeens voegde zich bij de engel een hemelse heerschare;
zij verheerlijkten God met de woorden:
“Eer aan God in den hoge
en op aarde vrede onder de mensen
in wie Hij welbehagen heeft.”
26 december 2023
Tweede Kerstdag – H. Stefanus
Eerste lezing uit de Handelingen van de Apostelen 6,8-10; 7,54-60
In die dagen deed Stefanus, vol genade en kracht,
grote wondertekenen onder het volk.
Sommige leden echter
van de zogenaamde synagoge der Vrijgelatenen,
Cyreneeërs en Alexandrijnen
en sommige mensen uit Cilicië en Asia
begonnen met Stefanus te redetwisten,
maar zij konden niet op tegen de wijsheid
en tegen de geest waarmee hij sprak.
Ze werden woedend
en ze knarsetandden tegen hem.
Maar Stefanus, vervuld van de heilige Geest,
staarde naar de hemel en zag Gods heerlijkheid
en Jezus, staande aan Gods rechterhand;
en hij riep uit:
“Ik zie de hemel open
en de Mensenzoon staande aan Gods rechterhand.”
Maar zij begonnen luidkeels te schreeuwen,
stopten hun oren toe
en stormden als één man op hem af.
Zij sleepten hem buiten de poort en stenigden hem.
De getuigen legden hun mantels neer
aan de voeten van een jongeman die Saulus heette.
Terwijl zij Stefanus stenigden,
bad hij:
“Heer Jezus, ontvang mijn geest.”
Toen viel hij op zijn knieën en riep met luide stem:
“Heer, reken hun deze zonde niet aan.”
Na deze woorden ontsliep hij.
Zo spreekt de Heer.
Evangelie
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 10,17-22
In die tijd zei Jezus tot de twaalf:
“Neemt u in acht voor de mensen.
Zij zullen u overleveren aan de rechtbanken
en u geselen in hun synagogen.
Gij zult voor stadhouders en koningen gebracht worden
omwille van Mij,
om zo ten overstaan van hen en de heidenen
getuigenis af te leggen.
Maakt u echter, wanneer men u overlevert,
niet bezorgd over het hoe en wat van uw spreken:
op dat ogenblik zal u worden ingegeven wat gij moet zeggen.
Want niet gij zijt het die spreekt,
maar door u spreekt dan de Geest van uw Vader.
De ene broer zal de andere overleveren om hem te laten doden;
de vader zijn kind;
de kinderen zullen opstaan tegen hun ouders
en hen ter dood doen brengen.
Ge zult een voorwerp van haat zijn voor allen,
omwille van mijn Naam.
Wie echter ten einde toe volhardt,
hij zal gered worden.”
Zaterdag 30 en Zondag 31 december 2023 B-jaar
Heilige Familie
Eerste lezing uit de eerste brief van de heilige apostel Johannes. 2,12-17
Ik schrijf u, kinderen,
dat uw zonden vergeven zijn
ter wille van de naam van Jezus Christus.
Ik schrijf u, vaders,
dat gij Hem kent
die er was vanaf het begin.
Ik schrijf u, jonge mannen,
dat gij de boze overwonnen hebt.
Nogmaals kinderen,
ik schrijf u, dat gij de Vader kent.
Ik schrijf u, vaders,
dat gij Hem kent
die er was vanaf het begin.
Ik schrijf u, jonge mannen,
dat gij sterk zijt:
Gods woord woont in u
en gij hebt de boze overwonnen.
Verlies uw Hart niet aan de wereld
of aan dingen in de wereld!
Als iemand de wereld liefheeft
is de liefde van de Vader niet in hem.
Want al wat in de wereld is
– het begeren van de lust
en het begeren der ogen
en de hovaardij van het geld –
het komt niet van de Vader
maar van de wereld.
En die wereld gaat voorbij
met heel haar begeerlijkheid,
maar wie de wil doet van God
blijft in eeuwigheid.
Zo spreekt de Heer.
Evangelie
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 2, 36-40
In die tijd was er een profetes, Hanna,
een dochter van Fanuël, uit de stam van Aser.
Zij was hoogbejaard
en na haar jeugd had zij zeven jaren met haar man geleefd.
Nu was zij een weduwe van vierentachtig jaar.
Ze verbleef voortdurend in de tempel
en diende God dag en nacht door vasten en gebed.
Op dit ogenblik kwam zij naderbij,
dankte God en sprak over het kind tot allen
die de bevrijding van Jeruzalem verwachtten.
Toen zij alle voorschriften van de wet des Heren vervuld hadden,
keerden zij naar Galilea, naar hun stad Nazaret terug.
Het kind groeide op en nam toe in krachten;
het werd vervuld van wijsheid
en de genade Gods rustte op Hem.
1 januari 2024 B-jaar
Heilige Maria Moeder van God
Eerste lezing uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de Galaten 4,4-7
Broeders en zusters,
Toen de volheid van de tijd gekomen was,
zond God zijn eigen Zoon,
geboren uit een vrouw,
geboren onder de wet,
om ons, slaven van de wet, vrij te maken,
zodat wij de rang kregen van zonen.
En omdat ge zonen zijt,
heeft God de Geest van zijn Zoon, die
“Abba, Vader!”
roept,
in ons hart gezonden.
Ge zijt dus niet langer slaaf maar zoon
en als zoon ook erfgenaam
en wel door toedoen van God.
Zo spreekt de Heer.
Evangelie
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas 2,16-21
In die tijd haastten de herders zich naar Betlehem
en vonden Maria en Jozef
en het pasgeboren kind, dat in de kribbe lag.
Toen ze dit gezien hadden
maakten ze bekend wat hun over dit kind gezegd was.
Allen die het hoorden stonden verwonderd
over hetgeen de herders hun verhaalden.
Maria bewaarde al deze woorden in haar hart
en overwoog ze bij zichzelf.
De herders keerden terug,
terwijl zij God verheerlijkten en loofden
om alles wat zij gehoord en gezien hadden;
het was juist zoals hun gezegd was.
Toen de acht dagen voorbij waren en men het kind moest besnijden
ontving het de naam Jezus,
zoals het door de engel was genoemd
voordat het in de moederschoot werd ontvangen.
Zaterdag 6 en Zondag 7 januari 2024 B-jaar
Openbaring des Heren
Eerste lezing uit de profeet Jesaja 60,1-6
Sta op, laat het licht u beschijnen, Jeruzalem,
want de Zon gaat over u op
en de glorie van de HEER begint over u te schijnen.
Want zie:
duisternis bedekt de aarde, het donker de volkeren
maar over u gaat de HEER op
en zijn glorie is boven u verschenen.
Volkeren komen af op uw licht,
koningen op de luister van uw dageraad.
Sla uw ogen op en zie om u heen:
van overal stromen ze naar u toe,
uw zonen komen van verre,
uw dochters draagt men op de arm.
Bij het zien hiervan zult gij met blijdschap worden vervuld
en uw hart zal bonzen en wijd worden van vreugde.
Want de schatten der zee gaan over in uw bezit,
de rijkdommen der volkeren worden aan u afgedragen.
Een zee van kamelen bedekt u,
jonge kamelen van Midjan en Efa.
Alle bewoners van Sjeba trekken naar u toe;
ze voeren goud en wierook aan
en verkondigen luid de roem van de HEER.
Zo spreekt de Heer.
Evangelie
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 2,1-12
Toen Jezus te Betlehem in Juda geboren was,
ten tijde van koning Herodes,
kwamen er te Jeruzalem Wijzen uit het oosten en vroegen:
“Waar is de pasgeboren koning der Joden?
Want wij hebben zijn ster in het oosten gezien
en zijn gekomen om Hem onze hulde te brengen.”
Toen koning Herodes dit hoorde werd hij verontrust
en heel Jeruzalem met hem.
Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk bijeen
en legde hun de vraag voor
waar de Christus moest geboren worden.
Zij antwoordden hem:
“Te Betlehem in Juda.
Zo immers staat er geschreven bij de profeet:
En gij Betlehem, landstreek van Juda,
gij zijt volstrekt niet de geringste onder de leiders van Juda,
want uit u zal een leidsman te voorschijn treden,
die herder zal zijn over mijn volk Israël.”
Toen ontbood Herodes in het geheim de Wijzen
en hij vroeg hun nauwkeurig naar de tijd
waarop de ster verschenen was.
Daarop zond hij hen naar Betlehem met de opdracht:
“Gaat een zorgvuldig onderzoek instellen naar het Kind,
en wanneer gij het gevonden hebt, bericht mij het dan
opdat ook ik het hulde kan gaan brengen.”
Na de koning aanhoord te hebben vertrokken zij.
En zie,
de ster die zij in het oosten gezien hadden, ging voor hen uit
totdat ze boven de plaats waar het Kind zich bevond
stil bleef staan.
Op het zien van de ster werden zij vervuld van overgrote vreugde.
Zij gingen het huis binnen,
zagen er het Kind met zijn moeder Maria
en op hun knieën neervallend betuigden zij het hun hulde.
Zij haalden hun schatten te voorschijn
en boden het geschenken aan:
goud, wierook en mirre.
En in een droom van Godswege gewaarschuwd
niet meer naar Herodes terug te keren,
vertrokken zij langs een andere weg naar hun land.
8 janauri 2024 B-jaar
Doop van de Heer.
Eerste lezing uit de eerste brief van de heilige apostel Johannes 1 5,1-9
Vrienden,
Iedereen die gelooft dat Jezus de verlosser is
is een kind van God.
Welnu, wie de vader liefheeft
bemint ook het kind.
Willen wij God liefhebben en zijn geboden onderhouden
dan moeten wij ook Gods kinderen liefhebben.
Dat is onze maatstaf.
God beminnen wil zeggen
zijn geboden onderhouden
en zijn geboden zijn niet moeilijk te onderhouden
want ieder die uit God geboren is
overwint de wereld.
En het wapen waarmee wij de wereld overwinnen
is geen ander dan ons geloof.
Niemand kan de wereld overwinnen dan hij die gelooft
dat Jezus de Zoon van God is.
Hij is het die gekomen is met water en bloed,
Jezus Christus.
Hij is gekomen
niet door water alleen maar door water en door bloed.
De Geest betuigt het
omdat de Geest de waarheid is.
Want er zijn drie getuigen,
de Geest,
het water
en het bloed
en deze drie stemmen overeen.
Als wij het getuigenis van mensen aannemen
dan zeker dat van God,
dat zoveel groter gezag heeft;
God zelf waarborgt dit getuigenis
dat Hij heeft afgelegd aangaande zijn Zoon.
Zo spreekt de Heer.
Lezing Zaterdag 13 en Zondag 14 januari 2024 B-jaar
2e zondag door het jaar
Uit het eerste boek Samuël 1 3,3b-10.19
De lamp van God was nog niet gedoofd
en Samuël lag te slapen in het heiligdom van de HEER
waar de ark van God stond.
Toen riep de HEER: “Samuël!”
Samuël antwoordde:
“Hier ben ik. “Hij liep haastig naar Eli en zei:
“Hier ben ik u hebt mij toch geroepen?”
Maar Eli antwoordde: “Ik heb niet geroepen;
ga maar weer slapen.”
Toen riep de HEER opnieuw: “Samuël!”
Samuël stond op, ging naar Eli en zei:
“Hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?”
Eli antwoordde:
“Ik heb niet geroepen, mijn jongen; ga maar weer slapen.”
Samuël kende de HEER nog niet:
een woord van de HEER was hem nog nooit geopenbaard.
En weer riep de HEER Samuël; nu voor de derde maal.
Samuël stond op, ging naar Eli en zei:
“Hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?”
Toen begreep Eli dat het de HEER was die de jongen riep.
En hij zei tot Samuël:
“Ga slapen en mocht Hij je roepen dan moet je zeggen:
Spreek, HEER, uw dienaar luistert.”
Samuël ging dus weer op zijn gewone plaats slapen.
Toen kwam de HEER bij hem staan en riep
evenals de vorige malen:
“Samuël, Samuël! “En Samuël antwoordde:
“Spreek, uw dienaar luistert!”
Samuël groeide op; de HEER was met hem en liet niet een van zijn woorden onvervuld.
Zo spreekt de Heer.
Evangelie
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 1,7-11
In die tijd predikte Johannes:
Na mij komt die sterker is dan ik,
en ik ben niet waardig mij te bukken
en de riem van zijn sandalen los te maken.
Ik heb u gedoopt met water
maar Hij zal u dopen met de heilige Geest.”
In die tijd vertrok Jezus uit Nazaret in Galilea
en liet zich in de Jordaan door Johannes dopen.
En op hetzelfde ogenblik dat Hij uit het water opsteeg,
zag Hij de hemel openscheuren
en de Geest als een duif op zich neerdalen.
En er kwam een stem uit de hemel:
“Gij zijt mijn Zoon,
mijn veelgeliefde;
in U heb Ik welbehagen.”
Zaterdag 13 en Zondag 14 januari 2024 B-jaar
2de zondag door het jaar
Eerste lezing uit het eerste boek Samuël 3,3b-10.19
De lamp van God was nog niet gedoofd
en Samuël lag te slapen in het heiligdom van de HEER
waar de ark van God stond.
Toen riep de HEER:
“Samuël!”
Samuël antwoordde:
“Hier ben ik.”
Hij liep haastig naar Eli en zei:
“Hier ben ik,
u hebt mij toch geroepen?”
Maar Eli antwoordde:
“Ik heb niet geroepen;
ga maar weer slapen.”
Toen riep de HEER opnieuw:
“Samuël!”
Samuël stond op, ging naar Eli en zei:
“Hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?”
Eli antwoordde:
“Ik heb niet geroepen, mijn jongen;
ga maar weer slapen.”
Samuël kende de HEER nog niet:
een woord van de HEER was hem nog nooit geopenbaard.
En weer riep de HEER Samuël; nu voor de derde maal.
Samuël stond op, ging naar Eli en zei:
“Hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?”
Toen begreep Eli dat het de HEER was die de jongen riep.
En hij zei tot Samuël:
“Ga slapen
en mocht Hij je roepen dan moet je zeggen:
Spreek, HEER, uw dienaar luistert.”
Samuël ging dus weer op zijn gewone plaats slapen.
Toen kwam de HEER bij hem staan en riep
evenals de vorige malen:
“Samuël, Samuël!”
En Samuël antwoordde:
“Spreek, uw dienaar luistert!”
Samuël groeide op;
de HEER was met hem en liet niet een van zijn woorden onvervuld.
Tweede lezing uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van 1 Korintiërs 6,13c-15a.17-20
Broeders en zusters,
het lichaam is er niet voor de ontucht maar voor de Heer,
en de Heer voor het lichaam.
God heeft niet alleen de Heer opgewekt uit de dood,
Hij zal ook ons doen opstaan door zijn kracht.
a Gij weet toch dat uw lichamen ledematen zijn van Christus?
Maar wie zich met de Heer verenigt
is met Hem één geest.
Elke andere zonde die een mens bedrijft gaat buiten het lichaam om,
maar de ontuchtige zondigt tegen zijn eigen lichaam.
Gij weet het:
uw lichaam is een tempel van de heilige Geest
die in u woont, die gij van God hebt ontvangen.
Gij zijt niet van uzelf.
Gij zijt gekocht en de prijs is betaald.
Eert dan God met uw lichaam.
Evangelie
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 1,35-42
In die tijd stond Johannes daar,
met twee van zijn leerlingen.
Hij richtte het oog op Jezus die voorbijging en sprak:
“Zie het Lam Gods.”
De twee leerlingen hoorden hem dat zeggen
en gingen Jezus achterna.
Jezus keerde zich om
en toen Hij zag dat zij Hem volgden, vroeg Hij hun:
“Wat verlangt gij?”
Ze zeiden tot Hem:
“Rabbi – vertaald betekent dit: Meester –
waar houdt Gij U op?”
Hij zei hun:
“Gaat mee om het te zien.”
Daarop gingen zij mee
en zagen waar Hij zich ophield.
Die dag bleven zij bij Hem.
Het was ongeveer het tiende uur.
Andreas, de broer van Simon Petrus, was een van die twee
die het gezegde van Johannes hadden gehoord
en Jezus achterna waren gegaan.
De eerste die hij ontmoette was zijn broer Simon
tot wie hij zei:
“Wij hebben de Messias
– dat vertaald betekent: de Gezalfde –
gevonden,”
en hij bracht hem bij Jezus.
Jezus zag hem aan en zeide:
“Gij zijt Simon, de zoon van Johannes;
gij zult Kefas genoemd worden,
dat betekent: Rots.”
Zaterdag 20 en Zondag 21 januari 2024 B-jaar
3e zondag door het jaar.
Eerste lezing uit de profeet Jona 3,1-5.10
Het woord des HEREN werd gericht tot Jona:
“Begeef u op weg naar Nineve, de grote stad,
en verkondig haar de boodschap die Ik u zal ingeven.”
En Jona begaf zich op weg naar Nineve
zoals de HEER hem bevolen had.
Nineve nu was een geweldig grote stad,
wel drie dagreizen groot.
En Jona begon de stad binnen te trekken, een dagreis ver
en hij preekte als volgt:
“Nog veertig dagen en Nineve zal vergaan!”
De mensen van Nineve geloofden het woord van God;
ze riepen een vasten af
en van groot tot klein deden allen het boetekleed aan.
En God zag wat ze deden
en hoe ze zich van hun slecht gedrag bekeerden.
En Hij kreeg spijt dat Hij hun met de ondergang gedreigd had
en Hij voerde zijn dreiging niet uit.
Zo spreekt de Heer.
Evangelie
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 1,14-20
Nadat Johannes was gevangen genomen
ging Jezus naar Galilea
en verkondigde er Gods Blijde Boodschap.
Hij zei:
“De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij;
bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap.”
Toen Jezus eens langs het meer van Galilea liep
zag Hij Simon en de broer van Simon, Andreas,
terwijl zij bezig waren het net uit te werpen in het meer;
zij waren namelijk vissers.
Jezus sprak tot hen:
“Komt, volgt Mij;
Ik zal maken dat gij vissers van mensen wordt.”
Terstond lieten zij hun netten in de steek en volgden Hem.
Iets verder gaande zag Hij Jakobus, de zoon van Zebedeüs,
en diens broer Johannes;
ook zij waren in de boot bezig met hun netten klaar te maken.
Onmiddellijk riep Hij hen.
Zij lieten hun vader Zebedeüs
met de dagloners in de boot achter en volgden Hem.
Zaterdag 27 en Zondag 28 januari 2024 B-jaar
4e zondag door het jaar
Eerste lezing uit het boek Deuteronomium 18,15-20
Mozes sprak tot het volk en zei:
“Uit uw eigen broeders zal de HEER uw God
een profeet doen opstaan zoals ik dat ben,
naar wie gij moet luisteren.
Gij hebt dat immers bij de Horeb
op de dag van de samenkomst aan de HEER uw God gevraagd.
Toen hebt gij gezegd:
Laat mij de stem van de HEER mijn God niet meer horen
en dat grote vuur niet meer zien,
anders sterf ik.
De HEER heeft mij toen gezegd:
Zij hebben gelijk.
Ik zal uit hun broeders een profeet doen opstaan
zoals gij dat zijt.
Ik zal hem mijn woorden in de mond leggen
en hij zal hun alles zeggen wat Ik hem opdraag.
En van hem die geen gehoor geeft
aan de woorden die hij in mijn naam spreekt,
zal Ik zelf rekenschap vragen.
Is er een profeet die zich vermeet
in mijn naam te spreken zonder dat Ik hem opdracht heb gegeven,
of die spreekt in de naam van andere goden,
dan moet hij sterven, die profeet.”
Zo spreekt de Heer.
Evangelie
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 1,21-28
In die tijd kwamen Jezus en zijn leerlingen in Kafarnaüm,
en op de eerstvolgende sabbat ging Hij naar de synagoge
waar Hij als leraar optrad.
De mensen waren buiten zichzelf van verbazing over zijn leer,
want Hij onderrichtte hen niet zoals de schriftgeleerden
maar als iemand die gezag bezit.
Er bevond zich in hun synagoge juist een man
die in de macht was van een onreine geest
en luid begon te schreeuwen:
“Jezus van Nazaret, wat hebt Gij met ons te maken?
Ge zijt gekomen om ons in het verderf te storten.
Ik weet wie Gij zijt: de Heilige Gods.”
Jezus voegde hem toe:
“Zwijg stil en ga uit hem weg.”
De onreine geest schudde hem heen en weer,
gaf nog een luide schreeuw en ging uit hem weg.
Allen stonden zó verbaasd dat ze onder elkaar vroegen:
“Wat betekent dat toch?
Een nieuwe leer met gezag!
Hij geeft bevel aan de onreine geesten en ze gehoorzamen Hem.”
Snel verspreidde zijn faam zich naar alle kanten
over heel de streek van Galilea.
Zaterdag 3 en Zondag 4 februari 2024 B-jaar
5e zondag door het jaar
Eerste lezing uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte 1 Korintiërs 9,16-19.22-23
Broeders en zusters,
Dat ik het evangelie predik is voor mij geen reden om te roemen:
ik kan niet anders.
Wee mij als ik het evangelie niet verkondig!
Deed ik het uit eigen beweging dan had ik recht op loon;
maar zo is het niet:
het is een taak die mij is toevertrouwd.
Wat is dan mijn verdienste?
Dat ik het evangelie kosteloos verkondig
en geen gebruik maak van het recht aan de prediking verbonden.
Van allen onafhankelijk, heb ik mij de slaaf van allen gemaakt,
om er zoveel mogelijk voor Christus te winnen.
Met de zwakken ben ik zwak geworden
om de zwakken te winnen.
Alles ben ik voor allen
om er tot elke prijs enkelen te redden.
En ik doe alles voor het evangelie
om er ook zelf deel aan te krijgen.
Zo spreekt de Heer
Evangelie
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 1,29-39
In die tijd toen Jezus uit de synagoge kwam
ging Hij met Jakobus en Johannes
naar het huis van Simon en Andreas.
De schoonmoeder van Simon lag met koorts te bed;
zij spraken Hem aanstonds over haar.
Hij ging naar haar toe,
pakte ze bij de hand en deed haar opstaan;
zij werd vrij van koorts en bediende hen.
In de avond, na zonsondergang,
bracht men allen die lijdend of bezeten waren bij Hem.
Heel de stad stroomde voor de deur samen.
Velen die aan allerhande ziekten leden genas Hij
en Hij dreef tal van geesten uit,
maar Hij liet niet toe dat de boze geesten spraken,
omdat zij Hem kenden.
Vroeg, nog diep in de nacht, stond Hij op,
ging naar buiten en begaf zich naar een eenzame plaats
waar Hij bleef bidden.
Simon en diens metgezellen kwamen Hem achterop
en toen ze Hem gevonden hadden zeiden ze:
“Iedereen zoekt U.”
Hij antwoordde hun:
“Laten we ergens anders heen gaan,
naar de dorpen in de omtrek,
opdat Ik ook daar kan prediken.
Daartoe immers ben Ik uitgegaan.”
Hij trok door heel Galilea,
predikte in hun synagogen
en dreef de boze geesten uit.
Zaterdag 10 en Zondag 11 februari 2024 B-jaar
6e zondag door het jaar
Eerste lezing uit het boek Leviticus 13,1-2.45-46
De HEER sprak tot Mozes:
“Heeft iemand een gezwel, uitslag of een vlek
op zijn huid
en gaat het lijken op huidziekte,
dan moet men hem bij de priester Aäron
of bij een priester van diens geslacht brengen.
Degene die aan huidziekte lijdt
moet in gescheurde kleren lopen
en zijn haren los laten hangen;
hij moet zijn baard bedekken en roepen:
Onrein, onrein!
Zolang de ziekte duurt is hij onrein;
hij moet apart wonen en buiten het kamp blijven.”
Zo spreekt de Heer.
Evangelie
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 1,40-45
In die tijd kwam er eens een melaatse bij Jezus
die op zijn knieën viel en Hem smeekte:
“Als Gij wilt kunt Gij mij reinigen.”
Door medelijden bewogen stak Hij de hand uit,
raakte hem aan en sprak tot hem:
“Ik wil, word rein.”
Terstond verdween de melaatsheid en was hij gereinigd.
Terwijl Hij hem wegstuurde vermaande Hij hem met klem:
“Zorg ervoor dat ge aan niemand iets zegt,
maar ga u laten zien aan de priester
en offer voor uw reiniging wat Mozes heeft voorgeschreven,
om ze het bewijs te leveren.”
Eenmaal vertrokken
begon de man zijn verhaal overal in het openbaar te vertellen
en ruchtbaarheid aan de zaak te geven,
met het gevolg
dat Jezus niet meer openlijk in de stad kon komen,
maar buiten op eenzame plaatsen verbleef.
Toch kwamen de mensen van alle kanten naar Hem toe.
Woensdag 14 februari 2024 B-jaar
Aswoensdag
Eerste lezing uit de Profeet Joël 2,12-18
Zo spreekt God de HEER:
“Keert tot Mij terug, van ganser harte,
met vasten, met geween en met rouwklacht.
Scheurt uw hart en niet uw kleren,
keert terug tot de HEER uw God,
want genadig is Hij en barmhartig,
lankmoedig en vol liefde,
en Hij heeft spijt over het onheil.”
Wie weet, keert Hij terug en krijgt Hij spijt
en laat dan zegen achter zich,
een meeloffer en een plengoffer voor de HEER uw God!
“Blaast de bazuin op Sion,
kondigt een heilige vastentijd af,
roept een plechtige bijeenkomst bijeen!
“Verzamelt het volk,
belegt een heilige bijeenkomst,
brengt de oudsten samen
en verzamelt ook de kinderen en de zuigelingen;
laat de bruidegom zijn kamer verlaten
en de bruid haar bruidsvertrek.
“Laat tussen de voorhal en het altaar
de priesters, die de dienst van de HEER verrichten,
wenen en zeggen:
“Spaar uw volk, HEER,
laat niet met uw erfdeel spotten,
laat niet de heidenen het overheersen.
“Moet men onder de volken zeggen:
Waar blijft hun God?”
Toen is de HEER voor zijn land opgekomen
en heeft Hij zijn volk gespaard.
Tweede lezing uit de tweede brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korintië 5,20-6,2
Broeders en zusters,
Wij zijn gezanten van Christus,
God roept u op door ons woord.
Wij smeken u in Christus” naam:
laat u met God verzoenen!
Hem die geen zonde heeft gekend
heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt,
opdat wij door Hem Gods eigen heiligheid zouden worden.
Als Gods medewerkers sporen wij u aan:
zorgt dat ge zijn genade niet tevergeefs ontvangt.
Hij zegt immers:
“Op de gunstige tijd heb Ik U verhoord,
op de dag van het heil ben Ik u te hulp gekomen.”
Nu is er die gunstige tijd,
vandaag is het de dag van het heil.
Evangelie
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 6,1-6.16-18
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Denkt er om:
beoefent uw gerechtigheid niet voor het oog van de mensen,
om de aandacht te trekken;
anders hebt gij geen recht op loon
bij uw Vader die in de hemel is.
Wanneer gij dus een aalmoes geeft,
bazuin het dan niet voor u uit
zoals de huichelaars doen in de synagoge en op straat,
opdat zij door de mensen geprezen worden.
Voorwaar, Ik zeg u:
Zij hebben hun loon al ontvangen.
Als gij een aalmoes geeft
laat uw linkerhand dan niet weten wat uw rechter doet
opdat uw aalmoes in het verborgene blijve;
en uw Vader die in het verborgene ziet
zal het u vergelden.
Wanneer gij bidt,
gedraagt u dan niet als de schijnheiligen
die graag in de synagogen
en op de hoeken van de straten staan te bidden
om op te vallen bij de mensen.
Voorwaar, Ik zeg u:
Zij hebben hun loon al ontvangen!
Maar als gij bidt,
ga dan in uw binnenkamer,
sluit de deur achter u
en bid tot uw Vader, die in het verborgene is;
en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden.
Wanneer gij vast,
zet dan geen somber gezicht zoals de schijnheiligen;
zij verstrakken hun gezicht
om de mensen te tonen dat zij aan het vasten zijn.
Voorwaar, Ik zeg u:
Zij hebben hun loon al ontvangen.
Maar als gij vast,
zalf dan uw hoofd en was uw gezicht
om niet aan de mensen te laten zien dat gij vast,
maar vast voor uw Vader die in het verborgene is
en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden.”
Zaterdag 17 en Zondag 18 februari 2024 B-jaar
1e zondag van de veertigdagentijd
Eerste lezing uit de eerste brief van de heilige apostel Petrus 1 3,18-22
Broeders en zusters,
Christus is eens voor al
gestorven voor de zonden
– de Rechtvaardige voor de onrechtvaardigen –
om ons tot God te brengen.
Gedood naar het vlees
werd Hij ten leven gewekt naar de geest.
Zo ging Hij heen en predikte voor de geesten in de kerker,
die eertijds, in de dagen dat Noach de ark bouwde,
weerspannig waren geweest,
terwijl God in zijn lankmoedigheid geduld oefende.
In de ark bleven slechts enkelen, niet meer dan acht personen
behouden te midden van het water.
Dit was een voorafbeelding van het doopwater
waardoor gij nu gered wordt.
De doop beoogt niet de verwijdering van lichamelijke onreinheid
maar de verbintenis met God van een goed geweten,
krachtens de opstanding van Jezus Christus
die ten hemel gevaren zetelt aan Gods rechterhand,
nadat engelen en machten en krachten
aan Hem onderworpen zijn.
Zo spreekt de Heer.
Evangelie
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 1,12-15
In die tijd dreef de Geest Jezus naar de woestijn.
Veertig dagen bracht Hij in de woestijn door,
terwijl Hij door de satan op de proef werd gesteld.
Hij verbleef bij de wilde dieren
en de engelen bewezen Hem hun diensten.
Nadat Johannes was gevangen genomen
ging Jezus naar Galilea
en verkondigde Gods Blijde Boodschap.
Hij zei:
“De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij;
bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap.”
Zaterdag 24 en Zondag 25 februari 2024 B-jaar
2e zondag van de veertigdagentijd
Eerste lezing uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome Romeinen 8,31b-34
Broeders en zusters,
Indien God vóór ons is,
wie zal dan tegen ons zijn?
Hij heeft zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard:
voor ons allen heeft Hij Hem overgeleverd.
En zou Hij ons na zulk een gave ook niet al het andere schenken?
Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen?
God die rechtvaardigt?
Wie zal hen veroordelen?
Christus Jezus misschien, die gestorven is,
meer nog, die is opgewekt
en die, gezeten aan Gods rechterhand, onze zaak bepleit?
Zo spreekt de Heer.
Evangelie
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 9,2-10
In die tijd
nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee
en bracht hen boven op een hoge berg
waar zij geheel alleen waren.
Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd:
zijn kleed werd glanzend
en zo wit als geen bleker ter wereld maken kan.
Elia verscheen hun samen met Mozes
en zij onderhielden zich met Jezus.
Petrus nam het woord en zei tot Jezus:
“Rabbi, het is goed dat we hier zijn.
Laten we drie tenten bouwen,
een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.”
Hij wist niet goed wat hij zei,
want ze waren allen geheel verbluft.
Een wolk kwam hen overschaduwen
en uit die wolk klonk een stem:
“Dit is mijn Zoon,
de Welbeminde,
luistert naar Hem.”
Toen ze rondkeken,
zagen ze plotseling niemand anders bij hen dan alleen Jezus.
Onder het afdalen van de berg
verbood Jezus hun aan iemand te vertellen wat ze gezien hadden,
voordat de Mensenzoon uit de doden zou zijn opgestaan.
Zij hielden het inderdaad voor zich,
al vroegen zij zich onder elkaar af
wat dat opstaan uit de doden mocht betekenen.
Zaterdag 2 en Zondag 3 maart 2024 B-jaar
3e zondag van de veertigdagentijd
Eerste lezing uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte 1 Kor. 1,22-25
Broeders en zusters,
Joden eisen wonderen, Grieken wijsheid.
Maar wij verkondigen een gekruisigde Christus,
voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid;
maar voor hen die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken,
is die Christus Gods kracht en Gods wijsheid.
Want de dwaasheid van God is wijzer dan de mensen
en de zwakheid van God is sterker dan de mensen.
Zo spreekt de Heer.
Evangelie
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 2,13-25
Toen het paasfeest der Joden nabij was
ging Jezus op naar Jeruzalem.
In de tempel trof Hij de verkopers aan
van runderen, schapen en duiven
en ook de geldwisselaars die daar zaten.
Hij maakte van touwen een gesel,
dreef ze allemaal uit de tempel,
ook de schapen en de runderen;
het kleingeld van de wisselaars veegde Hij van de tafels
en Hij wierp die omver.
En tot de duivenhandelaars zei Hij:
“Weg met dit alles!
Maakt van het huis van mijn Vader geen markthal!”
Zijn leerlingen herinnerden zich dat er geschreven staat:
De ijver voor uw huis zal mij verteren.
De Joden richtten zich tot Hem met de woorden:
“Wat voor teken kunt Gij ons laten zien
dat Gij dit doen moogt?”
Waarop Jezus hun antwoordde:
“Breekt deze tempel af
en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen.”
Maar de Joden merkten op:
“Zesenveertig jaar is aan deze tempel gebouwd;
zult Gij hem dan in drie dagen doen herrijzen?”
Jezus sprak echter over de tempel van zijn lichaam.
Toen Hij dan ook verrezen was uit de doden
herinnerden zijn leerlingen zich dat Hij dit gezegd had,
en zij geloofden in de Schrift
en in het woord dat Jezus gesproken had.
Terwijl Hij bij gelegenheid van het paasfeest in Jeruzalem was,
begonnen er velen in zijn Naam te geloven
bij het zien van de tekenen die Hij deed.
Maar Jezus van zijn kant had geen vertrouwen in hen
omdat Hij allen kende.
Hij wist wat er in de mens stak
en daarom was het niet nodig
dat iemand Hem over de mens inlichtte.
Zaterdag 9 en Zondag 10 maart 2024 B-jaar
4e zondag van de veertigdagentijd
Eerste lezing uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Efeze Efeziërs 2,4-10
Broeders en zusters,
God, die rijk is aan erbarming,
heeft wegens de grote liefde waarmee Hij ons heeft liefgehad
ons met Christus ten leven gewekt,
hoewel wij dood waren door onze zonden;
aan zijn genade dankt gij uw redding.
En Hij heeft ons samen met Hem doen opstaan
en zetelen in de hemelen, in Christus Jezus,
om de naderbij komende Eeuwen
de overgrote rijkdom van zijn genade te tonen
door zijn goedheid jegens ons in Christus Jezus.
Ja, aan die genade dankt gij uw heil, door het geloof;
niet aan uzelf: Gods gave is het;
niet aan uw prestaties, niemand mag zich verhovaardigen.
Gods werk zijn wij,
geschapen in Christus Jezus
om in ons leven de goede daden te realiseren
die God voor ons al bereid heeft.
Zo spreekt de heer.
Evangelie
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 3,14-21
In die tijd sprak Jezus tot Nikodemus:
“De Mensenzoon moet omhoog worden geheven
zoals Mozes eens de slang omhoog hief in de woestijn,
opdat eenieder die gelooft
in Hem eeuwig leven zal hebben.
Zozeer immers heeft God de wereld lief gehad
dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven,
opdat alwie in Hem gelooft niet verloren zal gaan
maar eeuwig leven zal hebben.
God heeft zijn Zoon
niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen,
maar opdat de wereld door Hem zou worden gered.
Wie in Hem gelooft wordt niet geoordeeld,
maar wie niet gelooft is al veroordeeld,
omdat hij niet
heeft geloofd in de Naam van de eniggeboren Zoon Gods.
Hierin bestaat het oordeel:
het licht is in de wereld gekomen,
maar de mensen beminden de duisternis meer dan het licht,
omdat hun daden slecht waren.
Ieder die slecht handelt heeft afschuw van het licht
en gaat niet naar het licht toe
uit vrees dat zijn werken openbaar gemaakt worden.
Maar wie de waarheid doet gaat naar het licht,
opdat van zijn daden moge blijken dat zij in God zijn gedaan.”
Zaterdag 16 en Zondag 17 maart 2024 B-jaar
5e zondag van de veertigdagentijd
Eerste lezing uit de brief aan de Hebreeën. Hebr.5,7-9
Broeders en zusters,
In de dagen van zijn sterfelijk leven
heeft Christus onder luid geroep en geween
gebeden en smekingen opgedragen aan God
die Hem uit de dood kon redden.
Om zijn vroomheid is Hij verhoord:
hoewel Hij Gods Zoon was
heeft Hij in de school van het lijden gehoorzaamheid geleerd;
en toen Hij het einde had bereikt
is Hij voor allen die Hem gehoorzamen
oorzaak geworden van eeuwig heil.
Zo spreekt de Heer.
Evangelie
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 12,20-33
Onder degenen
die bij gelegenheid van het feest optrokken ter aanbidding
waren ook enige Grieken.
Dezen nu klampten Filippus van Betsaïda in Galilea aan
en vroegen hem:
“Heer, wij zouden Jezus graag spreken.”
Filippus ging het aan Andreas vertellen
en tenslotte brachten Andreas en Filippus
de boodschap aan Jezus over.
Jezus echter antwoordde hun:
“Het uur is gekomen,
dat de Mensenzoon verheerlijkt wordt.
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u:
als de graankorrel niet in de aarde valt
blijft hij alleen;
maar als hij sterft
brengt hij veel vrucht voort.
Wie zijn leven bemint verliest het;
maar wie zijn leven in deze wereld haat
zal het ten eeuwigen leven bewaren.
Wil iemand Mij dienen dan moet hij Mij volgen;
waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn.
Als iemand Mij dient zal de Vader hem eren.
Nu is mijn ziel ontroerd.
Wat moet Ik zeggen?
Vader, red Mij uit dit uur?
Maar daarom juist ben Ik tot dit uur gekomen.
Vader, verheerlijk uw Naam.”
Toen kwam er een stem vanuit de hemel:
“Ik heb Hem verheerlijkt
en zal Hem wederom verheerlijken.”
Het volk dat er bij stond te luisteren
zei dat het gedonderd had.
Anderen zeiden:
“Een engel heeft tot Hem gesproken.”
Maar Jezus sprak:
“Niet om Mij was die stem
maar om u.
Nu heeft er een oordeel over de wereld plaats,
nu zal de vorst dezer wereld worden buitengeworpen;
en wanneer Ik van de aarde zal zijn omhooggeheven
zal Ik allen tot Mij trekken.”
Hiermee duidde Hij aan
welke dood Hij zou sterven.
Zaterdag 23 en Zondag 24 maart 2024 B-jaar
Palmzondag
Eerste lezing uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Filippi Filip. 2,6-11
Broeders en zusters,
Hij, die bestond in goddelijke majesteit
heeft zich niet willen vastklampen
aan de gelijkheid met God.
Hij heeft zichzelf ontledigd
en het bestaan van een slaaf op zich genomen.
Hij is aan de mensen gelijk geworden.
En als mens verschenen
heeft Hij zich vernederd
door gehoorzaam te worden tot de dood,
tot de dood aan het kruis.
Daarom heeft God Hem hoog verheven
en Hem de naam verleend
die boven alle namen is.
Opdat bij het noemen van zijn Naam
zich iedere knie zou buigen
in de hemel, op aarde en onder de aarde,
en iedere tong zou belijden,
tot eer van God de Vader:
Jezus Christus is de Heer.
Zo spreekt de Heer.
Evangelie
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 14,1-15,47 of 15,1-39
(Over twee dagen was het feest van Pasen
en van het ongedesemde brood.
De hogepriesters en de schriftgeleerden zochten
op welke manier zij Jezus door list zouden kunnen grijpen
en Hem ter dood zouden kunnen brengen.
Want ze dachten:
“Niet op het feest;
er mochten anders eens onlusten ontstaan onder het volk.”
Terwijl Jezus zich te Betanië bevond
in het huis van Simon de Melaatse
en daar aan tafel aanlag,
kwam er een vrouw met een albasten vaasje echte,
zeer dure nardusbalsem.
Zij brak het vaasje stuk en goot de inhoud uit over zijn hoofd.
Sommigen waren er verontwaardigd over en zeiden onder elkaar:
“Waar is die verkwisting van de balsem nu voor nodig geweest?
De balsem had voor meer dan driehonderd denaries
verkocht kunnen worden ten bate van de armen.”
Toen zij tegen haar uitvoeren sprak Jezus:
“Laat haar met rust.
Waarom valt ge haar lastig?
Het is toch goed werk dat zij aan Mij heeft gedaan.
Armen hebt gij altijd in uw midden
en gij kunt hun weldoen wanneer ge maar wilt;
maar Mij hebt gij niet altijd.
Zij heeft gedaan wat in haar macht was;
zij heeft mijn lichaam op voorhand gezalfd
met het oog op mijn begrafenis.
Voorwaar, Ik zeg u:
waar ook ter wereld
de Blijde Boodschap verkondigd zal worden,
zal tevens ter herinnering aan haar
verhaald worden wat zij gedaan heeft.”
Hierop ging Judas Iskariot, een van de twaalf,
naar de hogepriesters om Hem aan hen uit te leveren.
Dezen waren blij toen ze dat hoorden en beloofden hem geld.
Hij zocht naar een gunstige gelegenheid om Hem uit te leveren.
Op de eerste dag van het ongedesemde brood,
de dag waarop men het paaslam slacht,
zeiden zijn leerlingen tot Hem:
“Waar wilt Gij dat wij voorbereidselen gaan treffen
zodat Gij het paasmaal kunt houden?”
Hij zond daarop twee van zijn leerlingen uit met de opdracht:
“Gaat naar de stad
en daar zult ge een man tegenkomen
die een kruik water draagt;
volgt hem
en zegt aan de eigenaar van het huis waar hij binnengaat:
De Meester laat vragen:
Waar is de zaal voor Mij
waar Ik met mijn leerlingen het paasmaal kan houden?
Hij zal u dan een grote bovenzaal laten zien
met rustbedden en van al het nodige voorzien;
maakt daar alles voor ons klaar.”
De leerlingen vertrokken,
gingen de stad binnen,
en vonden alles zoals Hij het hun gezegd had
en maakten het paasmaal gereed.
Toen de avond gevallen was kwam Hij met de twaalf.
Terwijl zij aan tafel aanlagen
en de maaltijd aan de gang was zei Jezus:
“Voorwaar, Ik zeg u:
een van u zal Mij overleveren,
een die met Mij eet.”
Droefheid maakte zich van hen meester
en zij begonnen, de een na de ander Hem te vragen:
“Ik ben het toch niet?”
Hij antwoordde hun:
“Een van de twaalf, die met Mij in de schotel doopt.
Wel gaat de Mensenzoon heen zoals van Hem geschreven staat,
maar wee de mens
door wie de Mensenzoon wordt overgeleverd!
Het zou beter voor hem zijn als hij niet geboren was,
die mens!”
Onder de maaltijd nam Jezus brood,
sprak de zegen uit,
brak het en gaf het hun, met de woorden:
“Neemt,
dit is mijn lichaam.”
Daarna nam Hij de beker
en na het spreken van het dankgebed reikte Hij hun die toe
en zij dronken allen daaruit.
En Hij sprak tot hen:
“Dit is mijn bloed van het Verbond,
dat vergoten wordt voor velen.
Voorwaar, Ik zeg u:
Ik zal niet meer drinken van wat de wijnstok voortbrengt
tot op de dag waarop Ik het, nieuw
zal drinken in het Koninkrijk van God.”
Nadat zij de lofzang gezongen hadden
gingen zij naar de Olijfberg.
Toen sprak Jezus tot hen:
“Allen zult gij ten val komen,
want er staat geschreven:
Ik zal de herder slaanen de schapen zullen verstrooid worden.
Maar na mijn verrijzenis zal Ik u voorgaan naar Galilea.”
Toen zei Petrus:
“Al komen allen ten val, ik zeker niet.”
Jezus antwoordde hem:
“Voorwaar, Ik zeg u:
nog heden,
nog deze nacht
voordat de haan tweemaal kraait
zult juist gij Mij driemaal verloochenen.”
Maar met nog meer nadruk verzekerde Petrus:
“Al moest ik met U sterven,
in geen geval zal ik U verloochenen.”
In diezelfde geest spraken allen.
Zij kwamen nu aan een landgoed dat Getsemane heette.
Daar zei Hij tot zijn leerlingen:
“Blijft hier zitten terwijl Ik bid.”
Hij nam Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee
en begon zich ontsteld en beangst te gevoelen.
Hij sprak tot hen:
“Ik ben bedroefd tot stervens toe.
Blijft hier en waakt.”
Nadat Hij een weinig verder was gegaan
wierp Hij zich ter aarde
en bad dat dit uur, als het mogelijk was,
aan Hem mocht voorbijgaan.
“Abba, Vader,
– zo bad Hij –
voor U is alles mogelijk;
laat deze beker Mij voorbijgaan.
Maar toch: niet wat Ik, maar wat Gij wilt.”
Toen ging Hij terug en vond hen in slaap;
en Hij sprak tot Petrus:
“Simon, slaapt ge?
Ging het dan uw krachten te boven één uur te waken?
Waakt en bidt
dat gij niet op de bekoring ingaat.
De geest is wel gewillig maar het vlees is zwak.”
Opnieuw verwijderde Hij zich en bad met dezelfde woorden.
En teruggekomen vond Hij hen weer in slaap
want hun oogleden waren zwaar;
ze wisten niet wat ze Hem moesten antwoorden.
Toen Hij voor de derde maal terugkwam sprak Hij tot hen:
“Slaapt dan maar door en rust uit.
Het is zover,
het uur is gekomen;
zie, de Mensenzoon
wordt overgeleverd in de handen van de zondaars.
Staat op,
laten we gaan:
mijn verrader is nabij.”
Hij was nog niet uitgesproken of daar kwam Judas,
een van de twaalf,
vergezeld van een bende met zwaarden en knuppels,
gestuurd door de hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten.
Zijn verrader had een teken met hen afgesproken door te zeggen:
“Die ik zal kussen Hij is het;
grijpt Hem vast en voert Hem onder strenge bewaking weg.”
Hij ging recht op Jezus af en zei:
“Rabbi!”
En hij kuste Hem.
Zij grepen Hem en maakten zich van Hem meester.
Maar een van die er bij stonden trok zijn zwaard
en sloeg met één houw de knecht van de hogepriester het oor af.
Daarna richtte Jezus zich tot hen met de woorden:
“Als tegen een rover
zijt ge uitgetrokken met zwaarden en knuppels
om Mij gevangen te nemen.
Dagelijks gaf Ik onderricht bij u in de tempel
en toch hebt ge Mij niet gegrepen.
Maar zo moesten de Schriften in vervulling gaan.”
Toen lieten allen Hem in de steek en namen de vlucht.
Toch ging een jongeman
die een linnen doek om het blote lichaam had geslagen
Hem achterna.
Ze grepen hem,
maar hij liet zijn kleed in de steek en vluchtte naakt weg.
Men bracht Jezus naar de hogepriester,
waar alle hogepriesters,
oudsten en schriftgeleerden bijeenkwamen.
Petrus volgde Hem op een afstand
tot op de binnenplaats van het paleis van de hogepriester
en nam plaats onder het dienstvolk
om zich bij het vuur te warmen.
De hogepriesters en het hele Sanhedrin
zochten naar een getuigenis tegen Jezus
om Hem ter dood te kunnen brengen,
maar zij vonden er geen.
Wel brachten velen valse getuigenissen tegen Hem in
maar hun getuigenissen stemden niet overeen.
Toen traden enige valse getuigen tegen Hem op die verklaarden:
“Wij hebben Hem horen zeggen:
Ik zal deze door mensenhanden gemaakte tempel afbreken
en in drie dagen een andere opbouwen
die niet door mensenhanden is gemaakt.”
Maar ook daaromtrent was hun getuigenis niet eensluidend.
Toen stond de hogepriester in hun midden op
en hij vroeg aan Jezus:
“Geeft Gij in het geheel geen antwoord?
Wat getuigen deze mensen tegen U?”
Maar Jezus bleef zwijgen en gaf volstrekt geen antwoord.
Daarop stelde de hogepriester Hem nog een vraag:
“Zijt Gij de Christus, de Zoon van de Gezegende?”
Jezus antwoordde:
“Ja, dat ben Ik:
en gij zult de Mensenzoon zien zitten
aan de rechterhand van de Macht
en komen met de wolken des hemels.”
Toen scheurde de hogepriester zijn gewaad en riep uit:
“Waartoe hebben wij nog getuigen nodig?
Ge hebt de godslastering gehoord.
Wat dunkt U?”
Allen spraken het vonnis uit
dat Hij de dood verdiende.
Daarop begonnen sommigen Hem te bespuwen en,
na zijn gelaat bedekt te hebben,
Hem met de vuist te slaan terwijl ze zeiden:
“Wees nu eens profeet!”
Ook de knechten dienden Hem slagen toe.
Terwijl Petrus zich beneden op de binnenplaats bevond
kwam daar één van de dienstmeisjes van de hogepriester.
Toen zij Petrus zag die zich zat te warmen,
keek ze hem eens aan en zei:
“Jij was ook bij Jezus de Nazarener.”
Maar hij ontkende het:
“Ik weet niet, ik begrijp niet wat je bedoelt.”
En terwijl hij wegging naar het poortgebouw kraaide een haan.
Maar toen het meisje hem daar opmerkte,
verzekerde ze nog eens aan de omstanders:
“Die is er ook een van.”
Hij ontkende het opnieuw.
Even daarna zeiden de omstanders op hun beurt tot Petrus:
“Waarachtig, jij bent er ook een van;
je bent toch ook een Galileeër.”
Toen begon hij te vloeken en te zweren:
“Ik ken die man niet waarover jullie het hebben.”
Onmiddellijk daarop kraaide een haan voor de tweede keer.
Nu herinnerde Petrus zich hoe Jezus tot hem gezegd had:
Voordat een haan tweemaal kraait,
zult ge Mij driemaal verloochenen.
En hij barstte in tranen uit.)
In de vroege morgen kwamen zij tot een besluit:
de hogepriesters met de oudsten en schriftgeleerden,
heel het Sanhedrin.
Zij boeiden Jezus,
voerden Hem weg
en leverden Hem uit aan Pilatus.
Pilatus stelde Hem de vraag:
“Zijt Gij de koning der Joden?”
Hij antwoordde hem:
“Gij zegt het.”
Toen de hogepriesters vele beschuldigingen tegen Hem inbrachten
ondervroeg Pilatus Hem weer en zei:
“Geeft Gij in het geheel geen antwoord?
Zie eens wat voor beschuldigingen ze tegen U inbrengen.”
Maar Jezus gaf volstrekt geen antwoord meer,
zodat Pilatus verbaasd was.
Nu was hij gewoon bij elk feest één gevangene vrij te laten,
degene om wie zij vroegen.
Er zat juist een zekere Barabbas gevangen onder de oproermakers;
zij hadden bij het oproer een moord begaan.
Het volk kwam opzetten en begon te vragen
dat hij voor hen zou doen zoals altijd.
Pilatus antwoordde daarop met de vraag:
“Wilt ge dat ik de koning der Joden zal vrijlaten?”
Hij zag wel in dat de hogepriesters Hem uit nijd overgeleverd hadden.
Maar de hogepriesters hitsten het volk op
te vragen dat hij toch liever Barabbas moest vrijlaten.
Nu nam Pilatus weer het woord en vroeg hun:
“Wat moet ik dan doen met Hem
die gij de koning der Joden noemt?”
Nu schreeuwden ze opnieuw:
“Kruisig Hem!”
Daarop vroeg Pilatus hun:
“Wat voor kwaad heeft Hij dan gedaan?”
Maar zij schreeuwden nog harder:
“Kruisig Hem!”
Omdat Pilatus het volk zijn zin wilde geven
liet hij Barabbas vrij,
maar Jezus liet hij geselen
en gaf Hem over om gekruisigd te worden.
Nu brachten de soldaten Hem het paleis binnen,
dat wil zeggen het pretorium,
en riepen de hele afdeling bij elkaar.
Ze hingen Hem een purperen kleed om,
vlochten een doornenkroon en zetten Hem die op.
Vervolgens gingen zij Hem het saluut brengen:
“Gegroet, koning der Joden.”
Zij sloegen Hem met een rietstok op het hoofd,
bespuwden Hem
en brachten Hem hulde door op de knieën te vallen.
Nadat zij hun spel met Hem gedreven hadden
ontdeden zij Hem van het purperen kleed,
trokken Hem zijn eigen kleren aan
en voerden Hem weg om Hem te kruisigen.
Zij vorderden een voorbijganger die van het veld kwam,
Simon van Cyrene, de vader van Alexander en Rufus,
tot het dragen van zijn kruis.
Zo brachten ze Hem naar de plaats Golgota,
wat vertaald wordt met schedelplaats.
Daar boden ze Hem met mirre gekruide wijn aan,
maar Hij weigerde.
Nadat ze Hem gekruisigd hadden verdeelden ze zijn kleren
en dobbelden om wat ieder krijgen zou.
Het was het derde uur toen ze Hem kruisigden.
Het opschrift met de reden van zijn veroordeling luidde:
De koning der Joden.
Samen met Hem kruisigden ze ook twee rovers,
de een rechts de ander links van Hem.
Zo ging in vervulling dit Schriftwoord:
Hij is onder de booswichten gerekend.
Voorbijgangers hoonden Hem
terwijl ze het hoofd schudden en zeiden:
“Ha, Gij daar
die de tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt,
kom van het kruis af en red U zelf.”
In dezelfde geest zeiden de hogepriesters en de schriftgeleerden
spottend onder elkaar:
“Anderen heeft Hij gered
maar zichzelf kan Hij niet redden.
Die Messias, die koning van Israël,
laat Hem nu van het kruis afkomen;
dan zullen we zien en geloven!”
Zelfs die samen met Hem gekruisigd waren
voegden Hem beschimpingen toe.
Vanaf het zesde uur viel er een duisternis over het hele land,
tot aan het negende uur toe.
En op het negende uur riep Jezus met luider stem:
“Eloï, Eloï, lama sabaktani!”
Dit is vertaald:
Mijn God, mijn God,
waarom hebt Gij Mij verlaten?
Enkele omstanders die het hoorden zeiden:
“Hoor, Hij roept Elia.”
Een van hen ging een spons halen,
drenkte die in zure wijn,
stak hem op een rietstok
en bood Hem te drinken terwijl hij zei:
“Laat me begaan!
We willen eens zien of Elia Hem eraf komt halen.”
Jezus slaakte een luide kreet en gaf de geest.
Toen scheurde het voorhangsel van de tempel
van boven tot onder in tweeën.
De honderdman die tegenover Hem post had gevat en zag
dat Hij onder zulke omstandigheden de geest had gegeven
riep uit:
“Waarlijk, deze mens was een Zoon van God.”
(Er stonden ook vrouwen op een afstand toe te kijken;
onder hen bevonden zich Maria Magdaléna,
Maria, de moeder van Jakobus de jongere en van Joses,
en Salóme.
Zij waren Hem in de tijd dat Hij in Galilea verbleef
gevolgd om voor Hem te zorgen;
verder nog vele andere vrouwen
die met Hem naar Jeruzalem gekomen waren.
Het was al avond geworden
en het was Voorbereiding,
dat wil zeggen de dag voor de sabbat.
Jozef van Arimatéa,
een vooraanstaand lid van de Hoge Raad,
die zelf ook in de verwachting van het Rijk Gods leefde,
waagde het daarom naar Pilatus te gaan
en te vragen om het lichaam van Jezus.
Pilatus stond er verwonderd over dat Hij reeds dood zou zijn;
hij liet dan ook de honderdman roepen
en vroeg hem of Hij al gestorven was.
Nadat hij door de honderdman op de hoogte was gebracht
stond hij welwillend het lijk aan Jozef af.
Deze kocht een lijnwaad,
nam Hem van het kruis
en wikkelde Hem in het lijnwaad.
Daarop legde hij Hem in een graf
dat in de rots was uitgehouwen
en rolde een steen voor de ingang ervan.
Maria Magdalena en Maria de moeder van Joses
zagen toe waar Hij werd neergelegd.)
Donderdag 28 maart 2024 B-jaar
Witte Donderdag
Eerste lezing uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte
1 Korintiërs 11,23-26
Broeders en zusters,
Zelf heb ik van de Heer de overlevering ontvangen
die ik u op mijn beurt heb doorgegeven:
dat de Heer Jezus
in de nacht waarin Hij werd overgeleverd
brood nam
en na gedankt te hebben het brak
en zei:
“Dit is mijn lichaam voor u.
Doet dit tot mijn gedachtenis.”
Zo ook nam Hij na de maaltijd de beker
met de woorden:
“Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed.
Doet dit
elke keer dat gij hem drinkt
tot mijn gedachtenis.”
Telkens als gij dit brood eet en de beker drinkt
verkondigt gij de dood des Heren
totdat Hij wederkomt.
Zo spreekt de Heer.
Evangelie
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 13,1-15
Het paasfeest was op handen.
Jezus,
die wist dat zijn uur gekomen was
om uit deze wereld over te gaan naar de Vader,
en die de zijnen in de wereld bemind had
gaf hun een bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe.
Onder de maaltijd,
toen de duivel reeds
aan Judas Iskariot, de zoon van Simon,
het plan had ingegeven om Hem over te leveren,
stond Jezus van tafel op.
In het bewustzijn
dat de Vader Hem alles in handen had gegeven
en dat Hij van God was uitgegaan
en naar God terugkeerde,
legde Hij zijn bovenkleren af,
nam een linnen doek en omgordde zich daarmee.
Daarop goot Hij water in het wasbekken
en begon de voeten van de leerlingen te wassen
en ze met de doek waarmee Hij omgord was af te drogen.
Zo kwam Hij bij Simon Petrus
die echter tot Hem zei:
“Heer, wilt Gij mij de voeten wassen?”
Jezus gaf hem ten antwoord:
“Wat Ik doe begrijpt ge nu nog niet
maar later zult gij het inzien.”
Toen zei Petrus tot Hem:
“Nooit in der eeuwigheid zult Gij mij de voeten wassen!”
Jezus antwoordde hem:
“Als gij u niet door Mij laat wassen
kunt ge mijn deelgenoot niet zijn.”
Daarop zei Simon Petrus tot Hem:
“Heer, dan niet alleen mijn voeten
maar ook mijn handen en hoofd.”
Maar Jezus antwoordde:
“Wie een bad heeft genomen, behoeft zich niet meer te wassen tenzij de voeten,
hij is immers helemaal rein.
Ook gij zijt rein,
ofschoon niet allen.”
Hij wist immers wie Hem zou overleveren.
Daarom zei Hij:
Niet allen zijt gij rein.
Toen Hij dan hun voeten had gewassen,
zijn bovenkleren had aangetrokken
en weer aan tafel was gegaan
sprak Hij tot hen:
“Begrijpt gij wat Ik u gedaan heb?
Gij spreekt Mij aan als Leraar en Heer,
en dat doet gij terecht, want dat ben Ik.
Maar als Ik,
de Heer en Leraar, uw voeten heb gewassen
dan behoort ook gij elkaar de voeten te wassen.
Ik heb u een voorbeeld gegeven
opdat gij zoudt doen zoals Ik u gedaan heb.”