ONZE KERK: GEMEENSCHAP OF SUPERMARKTAANBIEDING?

Een gemeenschap ken je aan een aantal mensen die samen iets willen beleven, ondernemen of zijn. Die mensen weten ook dat het bestaan bepaald wordt door de inbreng van hen die zich lid van deze gemeenschap voelen.

Bij die inbreng hoort vaak ook een financiële bijdrage.

In een geloofsgemeenschap is dat ook zo. Als er af en toe geen financiële bijdrage geleverd wordt, wordt het voortbestaan onzeker. In onze parochie dragen een aantal mensen de gemeenschap met hun jaarlijkse geldbedrag (gezinsbijdrage). Een andere bron van inkomsten zijn de misintenties en de kaarsen. Voor deze laatste twee bestaan vaste ‘tarieven’. Overigens: we krijgen geen geld van Rome of Roermond (het bisdom). Aan dit laatste betalen we geld!

Bij het doopsel van kinderen wordt gevraagd om een bijdrage naar eigen goeddunken. Een aantal mensen bedenken de gemeenschap goed: zij voelen zich deel-nemende leden van onze gemeenschap. Anderen laten amper een tientje achter.

Dan vraag ik me wel eens af of die mensen de kerk niet zien als een supermarkt waarvan je moet profiteren als voor bepaalde producten de prijs is verlaagd: pik binnen zo lang het nog goedkoop is; of bij de doop: geef zo weinig mogelijk zo lang er geen vast tarief aan vast zit. Deze houding laat zien dat er weinig of geen interesse bestaat voor de gemeenschap: zorg dat het kindje zo goedkoop mogelijk gedoopt wordt want we hebben nog veel geld nodig voor de babyborrel. Wordt dan de (kerk)gemeenschap niet verlaagd tot een organisatie waarvan je gebruik wilt maken in geval je haar nodig hebt (zoals bijvoorbeeld de brandweer) en die je voor de rest niet interesseert, die je voor de rest links laat liggen totdat er weer iets nodig is?

Moeten we voor het doopsel dan ook een ‘prijs’ opgeven? Waarom niet gewoon uit jezelf zeggen: de doop van mijn kindje is best enkele tientjes voor de gemeenschap waard.

Hopelijk bestaat die gemeenschap nog als het kindje groot is.

René Graat mhm

pastoor