Lezingen en Evangelie April Mei Juni 2024

Zaterdag 20 april en Zondag 21 april 2024 B-jaar

4e zondag van Pasen

Eerste lezing uit de Handelingen der Apostelen Handelingen 4,8-12

In die tijd sprak Petrus, vervuld van de heilige Geest:
“Overheden van het volk en oudsten!
Indien wij vandaag ter verantwoording geroepen worden
voor een weldaad aan een gebrekkige bewezen
waardoor deze genezen is,
dan zij het u allen en het gehele volk van Israël bekend
dat door de naam van Jezus Christus, de Nazoreeër
die gij gekruisigd hebt
maar die God uit de doden heeft doen opstaan
– dat door die Naam deze man hier gezond voor u staat.
Hij is de steen
die door u, de bouwlieden, niets waard werd geacht
en toch tot hoeksteen geworden is.
Bij niemand anders is dan ook de redding te vinden
en geen andere Naam onder de hemel
is aan de mensen gegeven
waarin wij gered moeten worden.”

Zo spreekt de Heer.

Evangelie

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 10,11-18

In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen:

“Ik ben de goede herder.

De goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen.

Maar de huurling,

die geen herder is en geen eigenaar van de schapen,

ziet de wolf aankomen,

laat de schapen in de steek en vlucht weg;

de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen.

Hij is dan ook maar een huurling

en heeft geen hart voor de schapen.

Ik ben de goede herder.

Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij,

zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken.

Ik geef mijn leven voor de schapen.

Ik heb nog andere schapen

die niet uit deze schaapsstal zijn.

Ook die moet Ik leiden

en zij zullen naar mijn stem luisteren

en het zal worden: één kudde, één herder.

Hierom heeft de Vader Mij lief,

omdat Ik mijn leven geef

om het later weer terug te nemen.

Niemand neemt Mij het af

maar Ik geef het uit Mijzelf.

Macht heb Ik om het te geven

en macht om het terug te nemen:

dat is de opdracht die Ik van mijn Vader heb ontvangen.”

 

Zaterdag 27 april en zondag 28 april 2024 B-jaar

5e zondag van Pasen

Eerste lezing uit de eerste brief van de heilige apostel Johannes 1 Johannes 3,18-24

Vrienden,
wij moeten niet liefhebben met woorden en leuzen
maar met concrete daden.
Dat is onze maatstaf;
daardoor krijgen wij de zekerheid
dat wij thuishoren bij de waarachtige God.
Dan mogen wij ook voor zijn aanschijn ons geweten geruststellen
ook als het ons veroordeelt,
want God is groter dan ons hart
en Hij weet alles.
Dierbare vrienden,
daar ons geweten ons dus niet hoeft te veroordelen
mogen wij vrijmoedig met God omgaan;
wij krijgen van Hem alles wat wij vragen
omdat wij zijn geboden onderhouden
en doen wat Hem aangenaam is.
En dit is zijn gebod:
van harte geloven in zijn Zoon Jezus Christus
en elkaar liefhebben zoals Hij ons bevolen heeft.
Wie zijn geboden onderhoudt
blijft in God
en God blijft in Hem.
En dat Hij in ons woont
weten we door de Geest die Hij ons gegeven heeft.

Zo spreekt de Heer.

Evangelie

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 15,1-8

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:

“Ik ben de ware wijnstok

en mijn Vader is de wijnbouwer.

Elke rank aan Mij die geen vrucht draagt

snijdt Hij af;

en elke die wel vrucht draagt

zuivert Hij, opdat zij meer vrucht mag dragen.

Gij zijt al rein

dank zij het woord dat Ik tot u gesproken heb.

Blijft in Mij

dan blijf Ik in u.

Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf

maar alleen als zij blijft aan de wijnstok,

zo gij evenmin als gij niet blijft in Mij.

Ik ben de wijnstok, gij de ranken.

Wie in Mij blijft terwijl Ik blijf in hem

die draagt veel vrucht,

want los van Mij kunt gij niets.

Als iemand niet in Mij blijft

wordt hij weggeworpen als de rank en verdort;

men brengt ze bij elkaar, gooit ze in het vuur en ze verbranden.

Als gij in Mij blijft en mijn woorden in u blijven

vraagt dan wat gij wilt en gij zult het krijgen.

Hierdoor wordt mijn Vader verheerlijkt

dat gij rijke vruchten draagt;

zo zult gij mijn leerlingen zijn.”

 

Zaterdag 4 mei en Zondag 5 mei 2024 B-jaar

6e zondag van Pasen

Eerste lezing uit de eerste brief van de heilige apostel Johannes 1 Johannes 4,7-10

Vrienden,
laten wij elkander liefhebben
want de liefde komt van God.
Iedereen die liefheeft
is een kind van God en kent God.
De mens zonder liefde kent God niet
want God is liefde.
En de liefde die God is
heeft zich onder ons geopenbaard
doordat Hij zijn enige Zoon in de wereld gezonden heeft
om ons het leven te brengen.
Hierin bestaat de liefde:
niet wij hebben God liefgehad
maar Hij heeft ons liefgehad,
en Hij heeft zijn Zoon gezonden
om onze zonden uit te wissen door het offer van zijn leven.
Zo spreekt de Heer.

Evangelie

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 15,9-17

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:

“Zoals de Vader Mij heeft liefgehad

zo heb ook Ik u liefgehad.

Blijft in mijn liefde.

Als gij mijn geboden onderhoudt

zult gij in mijn liefde blijven,

gelijk Ik, die de geboden van mijn Vader heb onderhouden

in zijn liefde blijf.

Dit zeg Ik u

opdat mijn vreugde in u moge zijn

en uw vreugde volkomen moge worden.

Dit is mijn gebod,

dat gij elkaar liefhebt zoals Ik u heb liefgehad.

Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze,

dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden.

Gij zijt mijn vrienden als gij doet wat Ik u gebied.

Ik noem u geen dienaars meer

want de dienaar weet niet wat zijn heer doet,

maar u heb Ik vrienden genoemd

want Ik heb u alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb gehoord.

Niet gij hebt Mij uitgekozen maar Ik u,

en Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan

en vruchten voort te brengen die blijvend mogen zijn.

Dan zal de Vader u geven

al wat gij Hem in mijn Naam vraagt.

Dit is mijn gebod,

dat gij elkaar liefhebt.”

 

 

Donderdag 9 mei 2024 B-jaar Hemelvaartsdag

Eerste lezing uit de Handelingen der Apostelen   Handelingen 1,1-11

Mijn eerste boek, Teófilus, heb ik geschreven
over alles wat Jezus gedaan en geleerd heeft tot aan de dag,
waarop Hij zijn opdracht gaf aan de Apostelen
die Hij door de heilige Geest had uitgekozen,
en waarop Hij ten hemel werd opgenomen.
Na zijn sterven toonde Hij hun met vele bewijzen
dat Hij in leven was.
Hij verscheen hun gedurende veertig dagen
en sprak met hen over het Rijk Gods.
Terwijl Hij met hen at
beval Hij hun Jeruzalem niet te verlaten,
maar de belofte van de Vader af te wachten
die, zo zei Hij, gij van Mij vernomen hebt:
“Johannes doopte met water,
maar gij zult over enkele dagen
gedoopt worden met de heilige Geest.”
Terwijl zij eens bijeengekomen waren
stelden zij Hem de vraag:
“Heer, gaat Gij in deze tijd voor Israël het koninkrijk herstellen?”
Maar Hij gaf hun ten antwoord:
“Het komt u niet toe dag en uur te kennen
die de Vader in zijn macht heeft vastgelegd.
Maar gij zult kracht ontvangen
van de heilige Geest die over u komt,
om mijn getuigen te zijn in Jeruzalem,
in geheel Judea en Samaria en tot het einde der aarde.”
Na deze woorden werd Hij ten aanschouwen van hen omhooggeheven
en een wolk onttrok Hem aan hun ogen.
Terwijl zij Hem bij zijn hemelvaart gespannen nastaarden,
stonden opeens twee mannen in witte gewaden bij hen die zeiden:
“Mannen van Galilea,
wat staat ge naar de hemel te kijken?
Deze Jezus
die van u is weggenomen naar de hemel,
zal op dezelfde wijze wederkeren
als gij Hem naar de hemel hebt zien gaan.”

Zo spreekt de Heer.

Evangelie

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 16,15-20

In die tijd toen Jezus aan de elf verscheen,

sprak Hij tot hen:

“Gaat uit over de hele wereld

en verkondigt het evangelie aan heel de schepping.

Wie gelooft en gedoopt is zal gered worden,

maar wie niet gelooft zal veroordeeld worden.

En deze tekenen zullen de gelovigen vergezellen:

in mijn Naam zullen ze duivels uitdrijven,

nieuwe talen spreken,

slangen opnemen;

zelfs als ze dodelijk vergif drinken

zal het hun geen kwaad doen;

en als ze aan zieken de handen opleggen

zullen dezen genezen zijn.”

Nadat de Heer Jezus aldus tot hen gesproken had,

werd Hij ten hemel opgenomen

en Hij zit aan de rechterhand van God.

Maar zij trokken uit om overal te prediken,

en de Heer werkte met hen mee

en schonk kracht aan hun woord

door de tekenen die het vergezelden.

Lezing Zaterdag 11 en Zondag 12 mei 2024 B-jaar
7e zondag van Pasen

Uit de eerste brief van de heilige apostel Johannes 1 Johannes 4,11-16

Vrienden,
als God ons zozeer heeft liefgehad
moeten ook wij elkander liefhebben.
Nooit heeft iemand God gezien,
maar als wij elkaar liefhebben
woont God in ons
en is zijn liefde in ons volmaakt geworden.
Dit is het bewijs dat wij in Hem verblijven
zoals Hij verblijft in ons,
dat Hij ons deel heeft gegeven aan zijn Geest.

En wij, wij hebben gezien
en wij getuigen dat de Vader zijn Zoon heeft gezonden
om de heiland van de wereld te zijn.
Als iemand erkent dat Jezus de Zoon van God is
woont God in hem
en woont hij in God.
Zo hebben wij de liefde leren kennen die God voor ons heeft
en wij geloven in haar.
God is liefde:
wie in de liefde woont
woont in God
en God is met hem.
Zo spreekt de Heer.

 

Zaterdag 11 mei en Zondag 12 mei 2024
7e zondag van Pasen B-jaar

Eerste lezing uit de eerste brief van de heilige apostel Johannes: 1 Johannes 4,11-16

Vrienden,

als God ons zozeer heeft liefgehad

moeten ook wij elkander liefhebben.

Nooit heeft iemand God gezien,

maar als wij elkaar liefhebben

woont God in ons

en is zijn liefde in ons volmaakt geworden.

Dit is het bewijs dat wij in Hem verblijven

zoals Hij verblijft in ons,

dat Hij ons deel heeft gegeven aan zijn Geest.

En wij, wij hebben gezien

en wij getuigen dat de Vader zijn Zoon heeft gezonden

om de heiland van de wereld te zijn.

Als iemand erkent dat Jezus de Zoon van God is

woont God in hem

en woont hij in God.

Zo hebben wij de liefde leren kennen die God voor ons heeft

en wij geloven in haar.

God is liefde:

wie in de liefde woont

woont in God

en God is met hem.

Zo spreekt de Heer.

 

Evangelie

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 17,11b-19

In die tijd sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en bad:

“Heilige Vader,

bewaar in uw Naam hen die Gij Mij gegeven hebt,

opdat zij één mogen zijn zoals Wij.

Toen Ik bij hen was

bewaarde Ik in uw Naam hen die Gij Mij hebt gegeven.

Ik heb over hen gewaakt

en niemand van hen is verloren gegaan

behalve de man des verderfs,

want de Schrift moest vervuld worden.

Maar nu kom Ik naar U toe

en nog in de wereld zeg Ik dit,

opdat zij mijn vreugde ten volle in zich zouden bezitten.

Ik heb hun uw woord meegedeeld,

maar de wereld heeft hen gehaat

omdat zij niet van de wereld zijn

zoals Ik niet van de wereld ben.

Ik bid niet dat Gij hen uit de wereld wegneemt,

maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad.

Zij zijn niet van de wereld

zoals Ik niet van de wereld ben.

Wijd hen U toe in de waarheid.

Uw woord is waarheid.

Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt

zo zend Ik hen in de wereld,

en omwille van hen wijd Ik Mij aan U,

opdat ook zij in de waarheid aan U toegewijd mogen zijn.”

 

Zaterdag 18 mei en Zondag 19 mei 2024 B-jaar Pinksteren.

Eerste lezing uit de Handelingen der Apostelen   Handelingen 2,1-11

Toen de dag van Pinksteren aanbrak
waren allen bijeen op dezelfde plaats.
Plotseling kwam uit de hemel
een gedruis alsof er een hevige wind opstak
en heel het huis waar zij gezeten waren was er vol van.
Er verscheen hun iets dat op vuur geleek
en dat zich, in tongen verdeeld, op ieder van hen neerzette.
Zij werden allen vervuld van de heilige Geest
en zij begonnen te spreken in vreemde talen,
naargelang de Geest hun te vertolken gaf.
Nu woonden er in Jeruzalem Joden,
vrome mannen
die afkomstig waren uit alle volkeren onder de hemel.
Toen dat geluid ontstond liepen die te hoop
en tot hun verbazing
hoorde iedereen hen spreken in zijn taal.
Zij waren buiten zichzelf en zeiden vol verwondering:
“Maar zijn allen die daar spreken dan geen Galileeërs ?
Hoe komt het dan
dat ieder van ons hen hoort spreken
in zijn eigen moedertaal?
Parten, Meden en Elamieten,
bewoners van Mesopotamië, van Judea en Kappadocië,
van Pontus en Asia,
van Frygië en Pamfylië,
Egypte en het gebied van Libië bij Cyrene,
de Romeinen die hier verblijven,
Joden zowel als proselieten,
Kretenzen en Arabieren,
wij horen hen in onze eigen taal spreken van Gods grote daden.”

Zo spreekt de Heer.

Evangelie

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 15,26-27; 16,12-15

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:

“Wanneer de Helper komt

die Ik u van de Vader zal zenden,

de Geest der waarheid die van de Vader uitgaat,

zal Hij over Mij getuigenis afleggen.

Maar ook gij moet getuigen,

want vanaf het begin zijt gij bij Mij.

Nog veel heb Ik u te zeggen,

maar gij kunt het nu nog niet dragen.

Wanneer Hij echter komt, de Geest der waarheid,

zal Hij u tot de volle waarheid brengen.

Hij zal niet uit zichzelf spreken

maar spreken al wat Hij hoort

en u de komende dingen aankondigen.

Hij zal Mij verheerlijken

omdat Hij aan u zal verkondigen

wat Hij van Mij ontvangen heeft.

Daarom zei Ik dat Hij aan u zal verkondigen

wat Hij van Mij ontvangen heeft.

Al wat de Vader heeft is het mijne.”

 

Zaterdag 25 mei en Zondag 26 mei 2024 B-jaar

Drie-eenheid

Eerste Lezing uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome Romeinen 8,14-17

Broeders en zusters,
Allen die zich laten leiden door de Geest van God
zijn kinderen van God.
De Geest die gij ontvangen hebt is er niet een van slaafsheid
die u opnieuw vrees zou aanjagen.
Gij hebt de geest van het kindschap ontvangen
die ons doet uitroepen:
“Abba, Vader!”
De Geest zelf bevestigt het getuigenis van onze geest
dat wij kinderen zijn van God.
Maar als wij kinderen zijn
dan zijn wij ook erfgenamen,
en wel erfgenamen van God, tezamen met Christus,
daar wij delen in zijn lijden om ook te delen in zijn verheerlijking.

Zo spreekt de Heer.

Evangelie

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs 28,16-20

De elf leerlingen begaven zich naar Galilea,

naar de berg die Jezus hun aangewezen had.

Toen zij Hem zagen

wierpen ze zich in aanbidding neer;

sommigen echter twijfelden.

Jezus trad nader en sprak tot hen:

“Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde.

Gaat dus

en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen

in de Naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest,

en leert hun

te onderhouden alles wat Ik u bevolen heb.

Ziet, Ik ben met u

alle dagen

tot aan de voleinding der wereld.”

 

Lezing Zaterdag 1 juni en Zondag 2 juni 2024 B-jaar

Sacramentsdag

Eerste lezing uit de brief aan de Hebreeën 9,11-15

Broeders en zusters,
Nu is Christus gekomen,
de hogepriester van het waarachtige heil.
De tent van zijn priesterschap
is groter en volmaakter dan de vorige;
ze is niet gemaakt door mensenhand,
dat wil zeggen, ze behoort niet tot onze geschapen wereld.
Het bloed van zijn offer is zijn eigen bloed,
niet dat van bokken en kalveren.
Zo is Hij het heiligdom binnengegaan, eens voor altijd
en Hij heeft een eeuwige verlossing verworven.
Want als het bloed van bokken en stieren
en de gesprenkelde as van een vaars
de verontreinigden kan heiligen zodat zij wettelijk rein worden,
hoeveel groter is dan de kracht van Christus” bloed!
Door de eeuwige Geest heeft Hij zichzelf aan God geofferd,
een smetteloos offer
dat onze ziel zuivert van dode werken
om de levende God te eren.
En daarom is Hij middelaar van een nieuw verbond:
er heeft een sterven plaatsgehad
dat bevrijding brengt van de zonden
die onder het eerste verbond zijn bedreven;
nu kunnen zij die door God geroepen zijn
het erfdeel ontvangen dat hun is toegezegd.

Zo spreekt de Heer.

Evangelie

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 14,12-16; 22-26

Op de eerste dag van het ongedesemde brood,

de dag waarop men het paaslam slacht,

zeiden zijn leerlingen tot Jezus:

“Waar wilt Gij dat wij voorbereidselen gaan treffen

zodat Gij het paasmaal kunt houden?”

Hij zond daarop twee van zijn leerlingen uit met de opdracht:

“Gaat naar de stad

en daar zult ge een man tegenkomen

die een kruik draagt;

volgt hem

en zegt aan de eigenaar van het huis waar hij binnengaat:

De Meester laat vragen:

Waar is de zaal voor Mij,

waar Ik met mijn leerlingen het paasmaal kan houden?

Hij zal u dan een grote bovenzaal laten zien

met rustbedden en van al het nodige voorzien;

maakt daar alles voor ons klaar.”

De leerlingen vertrokken,

gingen de stad binnen,

vonden alles zoals Hij het hun gezegd had

en maakten het paasmaal gereed.

Onder de maaltijd nam Jezus brood,

sprak de zegen uit,

brak het en gaf het hun, met de woorden:

“Neemt,

dit is mijn Lichaam.”

Daarna nam Hij de beker

en na het spreken van het dankgebed reikte Hij hun die toe

en zij dronken allen daaruit.

En Hij sprak tot hen:

“Dit is mijn Bloed van het Verbond,

dat vergoten wordt voor velen.

Voorwaar, Ik zeg u:

Ik zal niet meer drinken van wat de wijnstok voortbrengt

tot op de dag waarop Ik het, nieuw,

zal drinken in het Koninkrijk van God.”

Nadat zij de lofzang gezongen hadden

gingen zij naar de Olijfberg.

 

Zaterdag 8 juni en Zondag 9 juni 2024 B-jaar
10e zondag door het jaar

Eerste lezing uit de tweede brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte  4, 13 – 5,1
Broeders en zusters,
Wij bezitten die geest van geloof waarvan de Schrift zegt: ‘Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken.’

Ook wij geloven en daarom spreken wij.
Want wij weten dat Hij die de Heer Jezus van de doden heeft opgewekt, ook ons evenals Jezus ten leven zal wekken om ons tot zich te voeren, samen met u.
Want alles gebeurt voor u: de genade moet zich in velen vermenigvuldigen zodat steeds meer mensen dank brengen aan God, tot eer van zijn Naam.
Neen, wij geven de moed niet op, Al gaan wij ook ten onder naar de uitwendige mens, ons innerlijk leven vernieuwt zich van dag tot dag.
De lichte kwelling van een ogenblik bezorgt ons een alles overtreffende, altijddurende volheid van glorie.
Wij houden het oog gericht niet op het zichtbare maar op het onzichtbare; wat wij zien gaat voorbij, de onzichtbare dingen duren eeuwig.
Wij weten het immers: als de tent die onze aardse woning is wordt neergehaald, heeft God voor ons een gebouw gereed in de hemel, een onvergankelijk, niet door mensenhand vervaardigd huis.
Zo spreekt de Heer.

Evangelie

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 3, 20-35

In die tijd ging Jezus naar huis en weer stroomde zoveel volk samen dat zij niet eens gelegenheid hadden om te eten.
Toen zijn verwanten dit hoorden trokken zij erop uit om Hem mee te nemen, want men zei dat Hij niet meer bij zijn verstand was.
De schriftgeleerden die uit Jeruzalem gekomen waren zeiden dat Beëlzebub in Hem huisde en dat Hij door middel van de vorst der duivels de duivels uitdreef.
Hij riep hen bij zich en sprak tot hen in gelijkenissen: ‘Hoe kan de ene satan de andere uitdrijven?
Wanneer een rijk innerlijk verdeeld is kan dat rijk geen stand houden.
Wanneer een huis innerlijk verdeeld is zal dat huis geen stand kunnen houden.
En wanneer de satan opstaat tegen zichzelf en verdeeld is, kan hij geen stand houden, maar is zijn einde gekomen.
Bovendien, niemand kan binnendringen in het huis van een sterke om zijn huisraad te roven als hij niet eerst die sterke heeft gebonden.
Dan pas kan hij zijn huis leeghalen.
Voorwaar, Ik zeg u: alle zonden zullen aan de mensen vergeven worden, ook alle godslasteringen die zij uitgesproken hebben, maar als iemand lastert tegen de heilige Geest krijgt hij in eeuwigheid geen vergiffenis; hij is bezwaard met een eeuwig blijvende zonde.’ Dit omdat ze gezegd hadden: er huist een onreine geest in Hem.
Eens kwamen zijn moeder en zijn broeders, en terwijl zij buiten bleven staan, stuurden ze iemand naar Hem toe om Hem te roepen.
Er zat veel volk om Hem heen, dat het bericht doorgaf: ‘Uw moeder en uw broeders daarbuiten wagen naar U.
‘Hij gaf hun ten antwoord: ‘Wie is mijn moeder, wie zijn mijn broeders?’
En terwijl Hij zijn blik liet gaan over de mensen die in een kring om Hem heen zaten zei Hij: ‘Ziehier mijn moeder en mijn broeders.
Want mijn broeder en mijn zuster en mijn moeder zijn zij die de wil van God volbrengen.’

 

Zaterdag 15 juni en Zondag 16 juni 2024 B-jaar
Elfde zondag door het jaar

Eerste lezing uit de profeet Ezechiël 17,22-24

Dit zegt de HEER God:
“Dan zal Ik zelf van de top van de hoge ceder
een twijgje nemen en dat in de grond zetten;
van de bovenste van de jonge takken zal Ik
een twijgje plukken
en Ik zelf zal het planten op een hoge en verheven berg,
op het gebergte van Israëls hoogland zal Ik het planten.
Het zal takken dragen,
vrucht vormen en een prachtige ceder worden.
Daaronder zullen alle vogels van allerlei gevederte nestelen:
in de schaduw van zijn takken zullen ze nestelen.
En alle bomen van het open veld zullen erkennen
dat Ik, de HEER, een sappige boom heb doen verdorren
en een dorre boom tot bloei gebracht heb;
Ik, de HEER, heb het gezegd en Ik zal het doen.”
Zo spreekt de Heer.

Evangelie

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 4, 26-34

In die tijd zei Jezus tot de menigte:

“Het gaat met het Rijk Gods

als met een man die zijn land bezaait;

hij slaapt en staat op, “s nachts en overdag,

en onderwijl kiemt het zaad en schiet op,

maar hij weet niet hoe.

Uit eigen kracht brengt de aarde vruchten voort,

eerst de groene halm, dan de aar,

dan het volgroeide graan in de aar.

Zodra de vrucht het toelaat slaat hij er de sikkel in,

want het is tijd voor de oogst.”

En verder:

“Welke vergelijking kunnen wij vinden voor het Rijk Gods

en in welke gelijkenis zullen we het voorstellen?

Het lijkt op een mosterdzaadje.

Wanneer dat gezaaid wordt in de grond,

is het wel het allerkleinste zaadje op aarde;

maar eenmaal gezaaid schiet het op

en het wordt groter dan alle tuingewassen,

en het krijgt grote takken,

zodat de vogels in zijn schaduw kunnen nestelen.”

In vele dergelijke gelijkenissen verkondigde Hij hun zijn leer

op de wijze die zij konden verstaan.

Anders dan in gelijkenissen sprak Hij niet tot hen,

maar eenmaal met zijn leerlingen alleen

gaf Hij van alles uitleg.

 

Lezing Zaterdag 22 en Zondag 23 juni 2024 B-jaar
Twaalfde zondag door het jaar.
Eerste lezing uit de tweede brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte; 2 Korintiërs 5,6-10
Broeders en zusters,
Daarom houden wij altijd goede moed.
Wij zijn ons bewust dat wij,
zolang wij thuis zijn in het lichaam,
ver zijn van de Heer.
Wij leven in geloof, wij zien Hem niet.
Maar wij houden moed
en zouden liever uit het lichaam verhuizen
om onze intrek te nemen bij de Heer.
Daarom is onze enige eerzucht,
hetzij thuis, hetzij in de vreemde,
Hem te behagen.
Want allen moeten wij voor Christus” rechterstoel verschijnen,
opdat ieder het loon ontvangt
voor wat hij in dit leven heeft gedaan,
goed of kwaad.
Zo spreekt de Heer.

Evangelie

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 4,35-41

Op een dag tegen het vallen van de avond

sprak Jezus tot zijn leerlingen:

“Laten we oversteken.”

Zij stuurden het volk weg

en namen Hem mee zoals Hij daar in de boot zat;

andere boten begeleidden Hem.

Er stak een hevige storm op

en de golven sloegen over de boot zodat hij al vol liep.

Intussen lag Hij aan de achtersteven op het kussen te slapen.

Ze maakten Hem wakker en zeiden Hem:

“Meester, raakt het U niet dat wij vergaan?”

Hij stond op,

richtte zich met een dwingend woord tot de wind

en sprak tot het water:

“Zwijg stil!”

De wind ging liggen en het werd volmaakt stil.

Hij sprak tot hen:

“Waarom zijt gij zo bang?

Hoe is het mogelijk dat ge nog geen geloof bezit?”

Zij werden door een grote vrees bevangen en vroegen elkaar:

“Wie is Hij toch, dat zelfs wind en water Hem gehoorzamen?”

 

Zaterdag 29 juni en Zondag 30 juni 2024 B-jaar

Dertiende Zondag door het jaar.

Eerste lezing uit de tweede brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte   2 Korintiërs 5,14-17

Broeders en zusters,
De liefde van Christus laat ons geen rust
sinds wij hebben ingezien dat Een is gestorven voor allen.
Maar dan zijn allen gestorven!
En Hij is voor allen gestorven
opdat zij die leven niet meer voor zichzelf zouden leven,
maar voor Hem die ter wille van hen is gestorven en verrezen.
Daarom beoordelen wij voortaan niemand meer
naar de oude maatstaven.
En al hebben wij Christus ooit op zulke wijze beoordeeld,
dan nu toch niet meer.
Zo is dus wie in Christus is een nieuwe schepping:
het oude is voorbij, het nieuwe is al gekomen.

Zo spreekt de Heer.

Evangelie

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus 5,21-43

In die tijd, toen Jezus weer met de boot overgestoken was

stroomde veel volk bij Hem samen.

Terwijl Hij zich aan de oever van het meer bevond

kwam er een zekere Jaïrus, de overste van de synagoge.

Toen hij Hem zag, viel hij Hem te voet

en smeekte Hem met aandrang:

“Mijn dochtertje kan elk ogenblik sterven,

kom toch haar de handen opleggen,

opdat ze mag genezen en leven.”

Jezus ging met hem mee.

Een dichte menigte vergezelde Hem en drong van alle kanten op.

Er was een vrouw bij die al twaalf jaar aan bloedvloeiing leed.

Zij had veel te verduren gehad van een hele reeks dokters

en haar gehele vermogen uitgegeven,

maar zonder er baat bij te vinden;

integendeel, het was nog erger met haar geworden.

Omdat zij over Jezus gehoord had,

drong zij zich in de menigte naar voren

en raakte zijn mantel aan.

Want ze zei bij zichzelf:

“Als ik slechts zijn kleren kan aanraken,

zal ik genezen zijn.”

Terstond hield de bloeding op

en werd ze aan haar lichaam gewaar,

dat ze van haar kwaal genezen was.

Op hetzelfde ogenblik was Jezus zich bewust

dat er een kracht van Hem was uitgegaan;

Hij keerde zich te midden van de menigte om en vroeg:

“Wie heeft mijn kleren aangeraakt?”

Zijn leerlingen zeiden tot Hem:

“Gij ziet dat de menigte van alle kanten opdringt en Gij vraagt:

” Wie heeft Mij aangeraakt?”

Maar Hij liet zijn blik rondgaan om te zien wie dat gedaan had.

Wetend wat er met haar gebeurd was,

kwam de vrouw zich angstig en bevend voor Hem neerwerpen

en bekende Hem de hele waarheid.

Toen sprak Hij tot haar:

“Dochter, uw geloof heeft u genezen.

Ga in vrede en wees van uw kwaal verlost.”

Hij was nog niet uitgesproken

of men kwam uit het huis van de overste van de synagoge met de boodschap:

“Uw dochter is gestorven.

Waartoe zoudt ge de Meester nog langer lastig vallen?”

Jezus ving op wat er bericht werd

en zei tot de overste van de synagoge:

“Wees niet bang, maar blijf geloven.”

Hij liet niemand met zich meegaan

behalve Petrus, Jakobus en Johannes, de broer van Jakobus.

Toen zij aan het huis van de overste kwamen

zag Hij het rouwmisbaar

van mensen die luid weenden en weeklaagden.

Hij ging naar binnen en zei tot hen:

“Waarom dit misbaar en geween?

Het kind is niet gestorven maar slaapt.”

Doch ze lachten Hem uit.

Maar Hij stuurde ze allemaal naar buiten en ging

met zijn metgezellen en de vader en moeder van het kind

het vertrek binnen waar het kind lag.

Hij pakte de hand van het kind en zei tot haar:

“Talïta koemi”;

wat vertaald betekent:

Meisje, sta op.

Onmiddellijk stond het meisje op en liep rond

want het was twaalf jaar.

En ze stonden stom van verbazing.

Hij legde hun nadrukkelijk op

dat niemand het te weten mocht komen, en voegde eraan toe

dat men haar te eten moest geven.