MAAKBAAR OF LEVEND GELOOF?

In onze ‘maakbare wereld’ wordt wel eens de indruk gewekt dat alles maakbaar is. Toegegeven: heel veel kùnnen we zelf maken. Kennis en wetenschap gaan steeds verder vooruit en de techniek staat zo te zien voor niets. Ik hoef daar geen voorbeelden van te geven; dan zou er geen einde komen aan dit artikeltje. We weten in ieder geval dat er maar weinig is dat we niet kunnen maken.

Er is heel veel wat we naar onze hand kunnen zetten. Heel wat mensen verdienen grof geld aan cursussen, boeken, tijdschriften, seminars en zo over hoe je geluk te pakken kunt krijgen. Kun je het geluk ook naar je hand zetten, zoals allerlei programma’s op je telefoon of op je computer?

Dit idee van maakbaarheid hoor ik ook nogal eens over godsdienst, over geloof: ik heb geen kerk nodig om te geloven: dat regel ik zelf wel.

Gelukkig leven we in een land waarin je ongehinderd je eigen geloof in elkaar mag en kunt knutselen. Maar hoe zit het dan met het christelijk geloof? Dat is geen systeem, organisatie, set van gedragsregels al dan niet samengesteld door een groep creatieve geesten. Het christelijk geloof (dat je meestal beleeft volgens een jou bekende traditie, zoals de katholieke, de protestantse, de anglicaanse, de hervormde, enz.) is, voor mij, vooral leven in vertrouwen op Christus, Jezus Christus. Hij nodigt uit tot een relatie. Daarop zeg je: ja of nee. Of misschien: af en toe, zo van LAT. Mocht je ‘ja’ zeggen, dan begin je aan een tocht door het leven samen met Hem.

Een relatie beleef je, die timmer je niet eenzijdig – alleen – in elkaar. Dan wil je te weten komen wie die ander is, daarom ga je naar hem of haar op zoek.

Als je op zoek wilt gaan naar Jezus Christus dan zou je dààr kunnen beginnen waar hij zich kenbaar gemaakt heeft: in het Evangelie. En dat kun je lezen. Ook digitaal. En erover nadenken.

René Graat mhm

pastoor

BETROKKENHEID

Goede wensen (zoals bijvoorbeeld aan het begin van een nieuw jaar) klinken hol als er geen mensen en/of middelen zijn om ze waar te maken. Zo wens ik ons een zinvol jaar toe in onze gemeenschappen die door christelijk geloof geïnspireerd zijn. Veel van wat ze zeggen, denken of doen – en laten – wordt bewust of onbewust ingegeven vanuit het christelijk gedachtegoed en normen en waarden die daaruit voortkomen.

Onze bisschop Harrie Smeets, ziet vooral nieuw leven in ons bisdom (De Limburger, 18 dec. j.l. p.10). Daarbij sprak hij over allerlei tekenen van leven, “zaaigoed”. Op 9 december heeft hij daar uitvoerig over gesproken in Rolduc – en dat heb ik gehoord want ik was erbij.

Daarbij sprak hij o.a. over de betrokkenheid van onze Jonkheden. Toen hij op 29 juni j.l. in ons Cluster was, heeft één van ónze kapiteins hem duidelijk gemaakt waar het over gaat bij de Jonkheid. In Rolduc had hij het daar, tot mijn trots, ook over! Deze betrokkenheid bij onze gemeenschappen is te zien bij onze Jonkheden.

EN ze gaat verder: heel wat mensen zetten zich in voor het goed van hen die hulp kunnen gebruiken en die van veraf komen (onze Franciscusgroep) of voor hen die bij elkaar willen komen in onze Hoeskamers. We hebben heel wat verenigingen die vaak als cement zijn in onze dorpen want ze verenigen mensen en maken blij, bijvoorbeeld met muziek. Hoeveel tijd besteden die muzikanten wel niet aan het instuderen van zang en muziek! Zo kunnen we ook ons geloof vieren: onze Eucharistievieringen, gezins- en kindervieringen, Doopsels, Vormsel, Bronk, Eerste Communie. Hoe veel mensen zetten zich hier voor wel niet in? Tijdens de voorbereiding van het Doopsel en de Eerste Communie zijn heel wat mensen betrokken bij de begeleiding van de ouders en hun kinderen.

Betekent dit dat alles koek en ei is? Als ik hier ‘ja’ op zou zeggen dan had ik mijn kop wel goed in het zand zitten! Er is nog ruimte genoeg voor verdieping in de catechese, de dienstverlening, liturgie en de gemeenschapsopbouw. Zo gauw we vinden dat we alles op een rij hebben en niets meer te verbeteren en te verdiepen hebben dan zal de achteruitgang beginnen. Als je met een bootje stroomopwaarts wilt gaan maar je roeit niet, dan ga je achteruit. Op een (roei)vijver is dat natuurlijk niet het geval. Maar daar kun je ook niet veel kanten uit.

René Graat mhm

pastoor

OOK “OORLOG” IN CLUSTER TERLINDEN ?

Pasgeleden stond in een dagblad een artikel over de oorlog voor/tegen Piet en Kerstmis. U kent dat vast: mensen die voor of tegen een zwarte/gekleurde/roetveeg Piet zijn en hen die vinden dat er wel of geen verwijzing gemaakt dient te worden naar Kerstmis als het – in deze tijd – gaat om de aanprijzing van seizoensproducten.

Wat me daarbij diep aan het denken zette, was de uitspraak die ik nogal eens lees of hoor: “ze nemen het ons allemaal af”. Wat? tradities? erfgoed? geloof? eigen cultuur? Als we daarover een loopgraven oorlog willen gaan voeren (of blijven voeren?) dan stel ik dit voor: laten we eerst eens bedenken waar het eigenlijk om gààt (om niet dezelfde fouten te maken als de generaals van de eerste wereldoorlog).

Het feest van Sint Nicolaas is al heel oud. Het ging en gaat erom kinderen blij te maken (“en de luien te vermanen”).

Wie kan ons dat afnemen?

De boodschap van Kerstmis gaat nog veel verder. Dan denken we aan de compassie van God met ons. Zijn mee-leven, mee-lijden, mee-voelen met ieder van ons. Dat kan ik niet uitleggen maar ik voel dit wèl. Als ik dit niet zou voelen, dan zou ik het ook niet met jullie kunnen delen.

Wie kan ons dat afnemen?

Gaandeweg in mijn leven heb ik wèl ontdekt dat ik Gods compassie beter voel als ikzelf met mijn medemens mee-voel, mee-lijd, mee-leef. In die mate dat ik hem of haar afbreek door mijn woorden, mijn oordeel of houding en vooral mijn onverschilligheid, ben ik me ook minder bewust van Gods compassie en liefde voor mij.

Wie kan ons dat afnemen?

Gegarandeerd zullen mensen denken: “Hey, Graat, word eens wakker voor de realiteit!” Aan hen wil ik zeggen: samen met vele anderen, bijvoorbeeld met christenen, probeer ik een realiteit te beleven die ons verder brengt, de loopgraven uit, op weg naar een gezamenlijke toekomst.

Ik hoop en bid dat deze decembermaand een uitnodiging én uitdaging mag zijn om de echte boodschap van beide feesten te hernieuwen.

Wie kan ons dat afnemen?

Zo kan de fundamentele en de meest herkenbare eigenschap én boodschap van Jezus Christus, compassie, verder leven in zijn volgelingen, de christenen.

Gezegende feestdagen van Sinterklaas en Kerstmis wens ik u allemaal,

René Graat mhm

pastoor

GLAD IJS?

Leven wij christenen anders dan niet-christenen?

Alleen al door deze vraag te stellen waag ik me wellicht op spekglad ijs. Ik zou namelijk de indruk kunnen geven dat christenen beter zouden zijn dan niet-christenen. Maar maakt u zich geen zorgen: Jezus Christus (van hem komt het christendom) zei duidelijk: “Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen maar zondaars” (Marc.2,17). Het klopt dus niet als je denkt dat het er bij christenen om draait dat zij beter zijn dan de anderen. Ze zijn wél mensen die zich bepaalde daden, een houding, een manier van doen en spreken eigen willen maken: die van Jezus Christus wiens naam ik draag: christen, iemand van Christus; iemand die in hem gelooft, vertrouwen heeft in hem.

Dat kan alleen als je iets van hem weet en hem kent. Hoe is dat mogelijk? Hij loopt toch niet meer rond hier in onze buurt. Bovendien maakt zijn grondpersoneel er soms een puinhoop van door hun gedrag dat niets te maken heeft met de boodschap van Christus (kijk eens bij Mattheüs 18,6 wat hij te zeggen heeft over kindermisbruikers). Maar wat verkeerde mensen gedaan hebben, wie zij ook mogen zijn, kan toch geen reden voor mij zijn om christelijke waarden over boord te kieperen?

Hierover blijven praten kost negatieve energie.

Dat is jammer: we zouden onze energie kunnen steken in een zoektocht naar positief denken, tolerantie, empathie (inlevingsvermogen). Voor iemand die zich christen noemt, kan deze zoektocht gemaakt worden met behulp van het Evangelie. Een oud boek, zegt u? – niet van deze tijd? Iemand die dit laatste zegt heeft het Evangelie nog niet (goed) gelezen. Of vindt de toepassing ervan te moeilijk en schuift het daarom weg. Het Evangelie rustig lezen en erover nadenken – alleen of met anderen – geeft licht en zin aan je leven.

Eigenlijk is het de grondslag van christelijk leven.

Dat is het voor mij al meer als vijftig jaar.

René Graat mhm

Pastoor

BEVRIJD VAN…… – OM IN VRIJHEID TE ……..?

Tijdens een bijeenkomst ter gelegenheid van het 75 jaar bevrijdingsfeest, in het Gemeentehuis van Eijsden-Margraten, ontmoette ik een 96-jarige Amerikaanse veteraan, meneer Brown. Hij had gediend bij een tank eenheid. In Normandië was hij aan land gekomen om te eindigen in Berlijn.

Hij vertelde me: “Toen ik hier van dorp naar stad en steeds verder trok voelde ik me echt niet als een bevrijder. Ik was hier om vijandige soldaten buiten gevecht te stellen. Samen met m’n kameraden hebben we dat gedaan.”

Hij vertelde dit in alle oprechtheid, zonder franjes. En toen keek hij me aan en ging verder: “Gaandeweg ontdekte ik wèl iets anders: steeds vaker moest ik denken aan het verhaal van Kaïn en Abel (volgens de Bijbel de twee zonen van Adam en Eva – Gen. 4 –  Kaïn was jaloers op Abel en sloeg hem dood. Toen God hem vroeg waar Abel was, antwoordde Kaïn dat hij dat niet wist en zei daarbij ook: ik hoef toch zeker niet op mijn broer te passen?) Het antwoord van Kaïn beviel God helemaal niet”.

Meneer Brown ging verder en zei: “Ik begon me meer en meer verantwoordelijk te voelen voor de mensen die ik tegen kwam, want God wil wel degelijk dat we op elkaar passen – en dat probeer ik nog steeds te doen, ook vanuit de rolstoel waarin ik nu zit. Dat is mijn bevrijding.”

Wij vieren dat we 75 jaar geleden bevrijd werden van mensen die onze groot/ouders hùn wil probeerden op te leggen, hùn manier van denken, doen en laten. Zij werden bevrijd van angst, dwang en onzekerheid om zich in vrijheid weer voor elkaar te kunnen inzetten, op elkaar passen.

Het is mijn hoop en gebed dat, 75 jaar na de Bevrijding, alle marmeren, bronzen, houten, granieten en ijzeren oorlogsmonumenten en monumentjes, ons niet alleen herinneren aan onze bevrijders, maar dat ze ons vooral kunnen inspireren tot verantwoordelijkheid en inzet voor iedereen onder ons.

René Graat mhm

pastoor

ONS KERKHOF

Al kiezen veel mensen voor een crematie, er zijn ook een aantal die liever begraven willen worden. Dank zij een flinke groep vrijwilligers is dat in onze parochies (van het Cluster Terlinden) financieel goed mogelijk en bovendien ligt de begraafplaats er ook heel mooi en verzorgd bij.

Op dit ogenblik is dat niet helemaal het geval hier in Banholt.  Sinds enkele maanden zijn er vrijwilligers verschillende uren per week heel actief om de voetpaden weer zo neer te leggen dat je er weer veilig en gemakkelijk overheen kunt lopen. Bovendien krijgt het grasperk ook een opknap beurt. Maar daarvoor moet eerst het oude afsterven voordat het nieuwe een groeikans krijgt. Zodoende ligt het kerkhof er NU niet zo florissant bij.

Sommigen vinden dat het allemaal wel lang duurt. We hadden het natuurlijk veel vlugger kunnen doen door een bedrijf in te huren maar dan had het ons allemaal wel veel geld gekost.

Als u wilt vergelijken wat het kost bij ons en bij een openbare begraafplaats, dan moet u dat zelf maar eens zoeken op het internet. Ik weet zeker dat u verrast zult zijn.

Daarom wil ik hier alle mensen bedanken die zich vaak en hard inzetten om aan onze dierbare overledenen een eervolle en mooie omgeving te bieden bij hun laatste rustplaats. Afgezien van het financiële plaatje bestempelen zij, door arbeidzame inzet, dit kerkhof inderdaad als ONS kerkhof en niet als een anonieme openbare begraafplaats.

Zij zorgen er voor dat onze gemeenschap een gemeenschap blijft – ook over de dood heen.

René Graat mhm

pastoor

KINDEREN – VRIJWILLIGERS

Het wordt steeds moeilijker om kinderen te vinden die een paar jaren misdienaar willen zijn. Enkele keren per maand worden ze dan gevraagd om een bijdrage te leveren aan vieringen in de kerk. Velen onder ons vinden het mooi en zinvol als kinderen op deze manier meeleven en -doen met onze gemeenschap waarvan ze bij hun doopsel lid geworden zijn en bij hun Eerste Communie zijn ze bekend geworden: ze hebben zich voorgesteld aan ons in de voorstellingsmis. 

Op het communiefeest vraag ik de communicantjes of ze misdienaar willen worden. Dan zijn er maar weinig die ‘ja’ zeggen, minder als, pak weg, zes, zeven jaar geleden. Natuurlijk ben ik op de eerste plaats blij met die jongens en meisjes die ‘ja’ zeggen en hun inzet betekent veel voor mij. 

Waar gaat het dan nog meer om? De kinderen die de Eerste Communie deden, hebben kunnen zien en merken hoeveel mensen zich inzetten voor en bezighouden met de voorbereiding op die dag: catechese, voorstellings- en gezinsmissen, Palmpasen, repetities, teksten maken, boekjes opmaken, eventuele versieringen in de kerk, organisatie en begeleiding van de kinderkoortjes, enz. Dit wordt allemaal gedaan door vrijwilligers. Dank zij het werk van vrijwilligers beleven we veel mooie gebeurtenissen in onze dorpen. 

Willen we dat dit blijft doorgaan? 

Vaker als eens hoor ik van ouders: we kunnen onze kinderen niet dwingen om bij deze of gene vereniging, club, beweging of wat dan ook te gaan. Natuurlijk. Maar is zwijgen dan de enige optie? Moet je kind het dan maar zelf uitzoeken? Niemand voedt zichzelf op. Ook kinderen niet. Wat is er mis met een bemoedigend woord, een aansporing, een schouderklopje, een gesprek, een voorbeeld geven? Als het kind geen zin heeft om naar school te gaan, wat dan….? Maar ik heb ook gehoord: als ons kind wel eens geen zin heeft naar het voetbal te gaan, of de harmonie/fanfare, het Mis dienen, of welke club dan ook, dan wijzen we hem/haar erop dat er aan een keuze consequenties vast zitten: andere mensen rekenen erop dat je ook komt. 

Stadsmensen zeggen wel eens: in de dorpen bestaat dag nog (gemeenschapszin en verenigingsleven) alsof het alleen een erfenis uit het verleden is. Veel mensen onder ons vinden deze manier van deelnemen aan de maatschappij een waardevolle invulling van hun leven – en willen dit. 

Daarvoor is wèl bereidheid, inzet, geduld en zo nodig.

En waarom niet jong geleerd? 

 

Ik wens u en jullie allemaal een energie gevende vakantie toe. 

René Graat mhm

pastoor

ONZE KERK: GEMEENSCHAP OF SUPERMARKTAANBIEDING?

Een gemeenschap ken je aan een aantal mensen die samen iets willen beleven, ondernemen of zijn. Die mensen weten ook dat het bestaan bepaald wordt door de inbreng van hen die zich lid van deze gemeenschap voelen.

Bij die inbreng hoort vaak ook een financiële bijdrage.

In een geloofsgemeenschap is dat ook zo. Als er af en toe geen financiële bijdrage geleverd wordt, wordt het voortbestaan onzeker. In onze parochie dragen een aantal mensen de gemeenschap met hun jaarlijkse geldbedrag (gezinsbijdrage). Een andere bron van inkomsten zijn de misintenties en de kaarsen. Voor deze laatste twee bestaan vaste ‘tarieven’. Overigens: we krijgen geen geld van Rome of Roermond (het bisdom). Aan dit laatste betalen we geld!

Bij het doopsel van kinderen wordt gevraagd om een bijdrage naar eigen goeddunken. Een aantal mensen bedenken de gemeenschap goed: zij voelen zich deel-nemende leden van onze gemeenschap. Anderen laten amper een tientje achter.

Dan vraag ik me wel eens af of die mensen de kerk niet zien als een supermarkt waarvan je moet profiteren als voor bepaalde producten de prijs is verlaagd: pik binnen zo lang het nog goedkoop is; of bij de doop: geef zo weinig mogelijk zo lang er geen vast tarief aan vast zit. Deze houding laat zien dat er weinig of geen interesse bestaat voor de gemeenschap: zorg dat het kindje zo goedkoop mogelijk gedoopt wordt want we hebben nog veel geld nodig voor de babyborrel. Wordt dan de (kerk)gemeenschap niet verlaagd tot een organisatie waarvan je gebruik wilt maken in geval je haar nodig hebt (zoals bijvoorbeeld de brandweer) en die je voor de rest niet interesseert, die je voor de rest links laat liggen totdat er weer iets nodig is?

Moeten we voor het doopsel dan ook een ‘prijs’ opgeven? Waarom niet gewoon uit jezelf zeggen: de doop van mijn kindje is best enkele tientjes voor de gemeenschap waard.

Hopelijk bestaat die gemeenschap nog als het kindje groot is.

René Graat mhm

pastoor

BRONK : MET EN VOOR ELKAAR

Op 9 juni, 30 juni en 14 juli vieren we weer onze jaarlijkse Bronken. Ramen worden gewassen, (voor)tuintjes geschoffeld en geharkt, de zondagse kleren opgeborsteld, de vlaggen gladgestreken, de bronkpaaltjes worden nagekeken en nog veel meer. We willen weten dat het Bronkzondag is.

Wij allemaal?

Er zijn mensen die menen dat ze geen échte Kermis hebben als ze niet eerst de Bronk hebben gelopen. Anderen denken daar misschien anders over. (Maar de meesten onder deze groep respecteren toch wat er gebeurt.) De Bronk is niet alleen een kerkelijk gebeuren maar ook een dorpsaangelegenheid. Het is niet alleen een voettocht die we maken door onze dorpen en langs onze velden, om zo een moment te beleven dat we ook met God verbonden zijn en daar eens over kunnen nadenken. De Bronk is ook alles wat er nà komt: bijpraten over van alles en nog wat, meestal met een glas in de hand. Tijdens de Bronk eren we God, daarna eren we elkaar.

Vanzelfsprekend vraagt dit om organisatie. De kern hiervan is al sinds heel lang in handen van de Jonkheid. Al is dit een traditie, we weten ook wel dat in de dagen voor en na de Bronk de Jonkheid heel wat op haar programma heeft staan. Daarom is het goed dat ze bij die organisatie hulp van anderen krijgen. Het is per slot van rekening ook een dorpsgebeuren. En wat de kerk betreft: is de Bronk niet een van die mooie uitdrukkingen van ons als een geloofsgemeenschap? We doen dingen samen. Toch zou het geweldig zijn als er nog enkele Jonkheidsleden – niet alleen bestuursleden – hun schouders willen zetten onder deze traditie, typisch van onze Heuvelland streek.

Niet iedereen viert of doet mee aan de Bronk op dezelfde manier: er zijn kleuters die onder de hoede van jonge vrouwen vrolijk mee huppelen, er zijn ook senioren die rustig een rollator voort duwen. Voor de mensen die tot de jaren van verstand zijn gekomen is een moment voor jezelf, van bezinning, rust, gebed misschien. Moge deze traditie nog lang blijven bestaan!

Ik wens ons allemaal een deugddoende Bronk!

René Graat mhm

pastoor

ZOALS DE OUDEN ZONGEN…..

Op Goede Vrijdag (19 april j.l.) was ik uitgenodigd op de paasviering van de leerlingen en leerkrachten van de Basisschool in Mheer. Zowat al onze kinderen zitten op die school. Veel van de kinderen ken ik en dat maakt het allemaal nog interessanter.

Voor zover ik kon zien, deden alle kinderen mee: van groep acht tot aan de kleuters. En wat deden ze? Ze speelden (net zoals bij de Passiespelen in Tegelen) de laatste week van Jezus Christus vanaf palmzondag tot aan zijn verrijzenis. Ze deden dat op hun eigen manier (dat is de beste, denk ik) met muziek, woord en dans. Wat me opviel was het gemak en het plezier waarmee ze dat deden: het kwam heel spontaan voor de dag. Ze hadden er duidelijk allemaal schik in.

Ik weet niet van wie de ideeën kwamen; in ieder geval hebben de deelnemende kinderen die spelenderwijs overgenomen. Waarschijnlijk zullen er wel enkele leerkrachten de hand in gehad hebben. Ze hebben aan de leerlingen gegeven wat ze te bieden hadden. En de kinderen weten nu dat Pasen iets te maken heeft met Jezus die vanuit de dood weer tot leven kwam.

In hun spel was ook sprake van vriendschap (en het tegendeel daarvan), hulp aan anderen en vooral: elkaar aannemen. Dit laatste gebeurde bewust of onbewust, dat weet ik niet, maar het gebeurde. Waarschijnlijk omdat oudere mensen hen daarop gewezen hadden …. Ik voelde echt een open en constructieve sfeer waarin iedereen opgenomen was. Heel inclusief, voor iedereen – gewoon katholiek.

Het bleef niet alleen bij woord, zang en spel. De kinderen kwamen ook allemaal met het door hen bij elkaar gesprokkelde geld voor de Vastenaktie.

Dat bleek bij telling te zijn € 631,- .  Geweldig!!!

Met mijn beste wensen,

René Graat mhm

pastoor