HEB IK HEN NODIG OF HEBBEN ZIJ MIJ NODIG?

Nogal eens gehoord: “Ik heb de kerk niet nodig om te bidden, te geloven of na te denken.” Wie is de kerk dan wel? Als je dit beperkt tot bisschoppen en pastoors, dan doe je de waarheid geweld aan: iedere gelovige hoort bij de kerk; als gemeenschap wel te verstaan en niet zozeer als organisatie. (Het woord ‘kerk’ komt van het Griekse word ‘kyriakos’: van de heer. De Fransen hebben een duidelijker woord daarvoor: église, wat ook uit het Grieks komt: ‘ekklesia’ en dàt betekent: vergadering en vooral: gemeenschap.)

Wat me wel eens opvalt is dat sommige mensen er soms stoffige ideeën op na houden wat de kerk betreft: ideeën en opvattingen van 50 en meer jaren geleden. En daarmee wordt de kerk aan de kant gezet als niet ter zake dienend. Begrijpelijk maar jammer, want jouw opleiding en vorming is toch ook niet blijven steken op de zesde klas van de lagere school?

We zijn er in de loop van de jaren steeds meer achter gekomen dat de kerk op de eerste plaats een gemeenschap is, van gelovigen, en niet zozeer een organisatie waarin enkelen bepalen wat wel of niet zou mogen.

In een gemeenschap gaan we voor elkaar, willen we elkaar bijstaan en helpen én inspireren. Zelf voel ik me vaak geïnspireerd door kleine kinderen die de eerste communie willen doen, of jonge mensen die, zoals enkele weken geleden, het Vormsel ontvingen, mensen die elkaar het sacrament van het huwelijk willen toedienen, mannen en vrouwen die zich inzetten voor anderen op allerlei manieren – en die zijn er veel! Kijk maar naar al de evenementen die we rijk zijn hier bij ons. Veel mensen houden onze gemeenschappen levend/ig. Dat betekent ook dat de twee vragen aan het begin van dit artikeltje beide met ‘JA’ kunnen beantwoord worden.

De belangrijkste vraag voor mij is niet of je elke zondag naar de kerk komt maar: wil je je ook, van tijd tot tijd, laten inspireren in en door je eigen geloofsgemeenschap? En wellicht kun je zelf ook anderen inspireren. Onderschat jezelf en anderen niet. Van tijd tot tijd samenkomen, ook in de kerk, kan de gemeenschap, en dus ook jou, goed doen.

Paulo Freire zegt:             niemand is zo rijk dat hij/zij niets te ontvangen heeft,

                                             niemand is zo arm dat hij/zij niets te geven heeft. 

Met die gedachten wens ik jullie allemaal een fijne vakantie,

René Graat mhm,

Pastoor

 

 

 

 

 

 

GELOVEN: WAAROM?

Waarom geloof je in God? Je kunt toch niet bewijzen dat hij bestaat? Inderdaad, dat klopt. Zo gauw je God kunt bewijzen, hem helemaal verklaren, be-vatten, dan praat je over iets wat je zelf hebt uitgevonden en niet over de God van Jezus Christus, de God van onze voor/ouders.

Het is hetzelfde als met de liefde: kun jij helemaal uitleggen waarom je van je partner houdt? Of je kind, een vriend, vriendin? Als je zegt: ja, omdat hij voor me zorgt, omdat ze naar me luistert of steunt, dan houd je van hem/haar omdat er iets voor je gedaan wordt. Daar is natuurlijk niets mis mee, maar voor mij ruikt dat eerder naar ruilhandel als naar liefde.

Ware liefde is zomaar, om niet, gratis en daarom niet te snappen.

Zo is er nog meer: waarom is deze of die bloem daar mooi? Een lied, een feest, een kleed, een dans?

Ook dat kun je niet be-grijpen. Ze zijn allemaal mooi omdat ze meer bieden dan je kunt beredeneren. Zo is er nog meer in ons leven wat je niet kunt beredeneren. En vaak is het juist dàt wat het leven mooi maakt. Geloven-in-God hoort daar ook bij. Zijn aanwezigheid onder ons is iets waar je met je verstand niet rond komt.

Dat is maar goed, geloof ik, want als we kunnen bewijzen waarom je in God moet/mag/kunt geloven, dan is de aardigheid eraf.

De Fransen zeggen het mooi: Le cœur a ses raisons, que la raison ne connait pas”: het hart heeft zo haar redenen die de rede (verstand) niet kent. 

Ik wens u allen een mooie aanloop naar de vakantie.

René Graat mhm,

pastoor

ONZE TRADITIES: “SJTIEPE” OF IETS VOOR DE KLIKO?

In onze dorpen hebben we allerlei tradities.

Dat zijn gebeurtenissen, normen, herinneringen, feesten, waarden, enz. die hun oorsprong vinden bij onze voorouders in het verleden en die aan ons zijn doorgegeven van generatie op generatie. Zo kennen we carnaval, de kermis, Jonkheid, de Bronk, allerlei verenigingen zoals schutterij, fanfare, harmonie, sportclubs en ja: ook ons geloof. Veel van dit laatste is ons doorgegeven en daar doen we wat mee. Of niet.

Tradities zijn niet alleen herinneringen; ze zijn ook een hulp in ons leven. Zo brengen het jaarlijkse den halen en de kermis heel wat mensen niet alleen op de been maar ook bij elkaar. Zoals de “sjtiepe” (stutpalen) nodig zijn om de den de lucht in te heffen, zo hebben we tradities nodig om ons bij te staan in het leven.

We kunnen tradities ook aan de kant zetten omdat ze van vroeger zijn, zo van: ‘dat is niet meer van deze tijd’. Daar zouden we voorzichtig mee moeten zijn om niet het kind met het waswater weg te gooien. De vraag is: in welk soort maatschappij willen we leven? Een die alleen gericht is op organisatie en vooral economische groei op het oog heeft of een die ook gericht is op gemeenschap? In het eerste geval zullen er in de toekomst de nodige tradities verdwijnen en alleen die overblijven die ons materieel wat opleveren. In het tweede geval zullen tradities blijven om ervoor te zorgen dat we met elkaar blijven omgaan.

We hebben allerlei sociale vaardigheden, talenten die ons helpen om met plezier met elkaar om te gaan, samen iets organiseren voor het goed van iedereen. Onze tradities helpen ons daarbij en dat zullen ze blijven doen in die mate dat zo veel mogelijk mensen meedoen en -werken aan het den halen, de zomerkermis, het kleinste Festival van het Zuiden, de Bronk, muziek maken, Sinterklaas, KVW (KinderVakantieWeek), carnaval en nog veel meer.

Laten we onze zegeningen tellen….

René Graat mhm,

pastoor

VANDAAG EN MORGEN

Langzaam aan begint meer zichtbaar te worden van een samengaan tussen onze parochies van het Cluster Terlinden. Dat was te merken tijdens de Goede Week. Op Witte Donderdag hadden we één viering voor alle parochies in Banholt. Ik was blij dat er ook nogal wat mensen gekomen waren uit Reijmerstok en Noorbeek. Bij de Paaswake op paaszaterdag in Noorbeek waren ook heel wat mensen uit Banholt aanwezig (in Reijmerstok was later nog een Paaswake viering met JOKO). Meer mensen bij elkaar geven toch wat extra’s aan een viering in de kerk. Ik weet dat veel mensen het liefst de Missen en andere vieringen in hun eigen dorp hebben. Daar wil ik ook mee doorgaan zolang het ons gegeven is, maar soms is het goed iets sàmen met anderen te vieren zodat we die vieringen ook beter kunnen verzorgen. (Eendracht maakt macht, zeggen de Belgen).

Het begint allemaal in de eigen parochie: wat je niet in huis hebt, kun je ook niet naar buiten dragen. Daarom doet het geweldig goed te zien hoe een flink aantal mannen zich hebben ingezet voor het onderhoud van de banken in de kerk van Noorbeek – samen met de vloer waar ze op staan. Daar zitten honderden manuren in! Het is ook goed te horen – en te zien – dat er vrouwen zijn die zich inzetten voor het bijhouden en naaien van de kleren die nodig zijn voor de jaarlijkse Bronk, waar het weer op aan gaat. En zo zijn er nog meer mannen en vrouwen die een deel van de organisatie voor hun rekening nemen. We weten heel goed dat er zonder hen geen Bronk zou zijn.

Met uitzondering van de Jonkheid, die jaarlijks de organisatie van de Bronk op zich neemt zijn de meeste mensen die door het jaar heen actief zijn op allerlei gebied, van de 50+ leeftijd het is duidelijk dat zij dit willen, van zichzelf uit en niet omdat ze toch niet anders te doen zouden hebben. Zij geven beweging aan onze geloofsgemeenschap. Ik hoop en bid dat er over 10 – 20 jaar nog steeds mensen van dat kaliber zullen zijn die zich betrokken voelen.

Over dit laatste kan nog veel gezegd, geschreven en gedacht worden.

Uiteindelijk is het die generatie die daarover zal gaan beslissen…

René Graat mhm

pastoor

 

EEN PAASGEDACHTE

Of we dat willen of niet: we zijn vaak eerder geïnteresseerd in een groot ongeluk of een grof schandaal als in 15 schoolkinderen die, hier in de buurt, nieuwe boompjes planten. Hoe zouden we dan kunnen omkijken naar een leeg graf, heel ver weg van ons, zo’n 2000 jaar geleden? Bovendien hebben we het al druk genoeg met allerlei activiteiten die op en rond Pasen plaats vinden.

Toch is Pasen het feest waarop we de grondslag van ons christelijk geloof gedenken: de verrijzenis van Jezus Christus nadat hij drie dagen eerder aan het kruis gestorven en daarna begraven was. Hij is verrezen zodat wij allemaal kunnen verrijzen, eeuwig leven. De eerste ‘ontdekkers’ van deze verrijzenis, een groepje vrouwen en later de apostelen, hadden daar best moeite mee. Ze zagen een leeg graf, maar dat was nog geen bewijs van de verrijzenis van Jezus. Ze waren echter benieuwd, ze verwonderden zich en daarna zochten ze. En ze vonden omdat ze hongerden naar goed nieuws. Vanaf toen wisten ze dat de dood niet het laatste woord heeft, maar dat de blijvende aanwezigheid van Jezus, die tot nieuw leven is gekomen, ‘kleur en diepte’ aan ons leven kan geven.

Deze gebeurtenis, ver van hier in plaats en tijd, is het begin van het christelijk geloof, het begin van een persoonlijke relatie tussen Jezus Christus en heel veel mensen op deze wereld. Dankzij deze relatie ervaren zij (ook ondergetekende) hun leven als zinvol. Tot deze band, vriendschap, liefde is iedereen uitgenodigd.

Tussen de paaseitjes en allerlei paasvertier wens ik u allen veel nieuwsgierigheid naar de échte reden van het Paasfeest,

René Graat mhm

pastoor

IK ZOU WILLEN…..

Onze koren hebben in hun repertoire een bijzonder mooi lied, in het Frans, en het heet: “Jésus, je voudrais….” : Jezus ik zou willen …..  Intussen ken ik het van buiten en zing het (zachtjes) mee als ik het hoor. Ergens wordt er dan gezongen: “que ma voix soit l’écho de ta joie”: (ik zou willen) dat mijn stem de weerklank moge zijn van uw vreugde. Dat veronderstelt dat Jezus blij is.

Zou dit een gedachte kunnen zijn voor deze Vasten, ofwel Veertigdagentijd? Om daar eens over na te denken, van tijd tot tijd. Als we onszelf christen noemen, dan betekent dit ook dat Jezus Christus onze bron van inspiratie is. Maar wie is deze Jezus? Vooral: voor mij? En kan ik hem als een bron van blijdschap beleven? Vanzelf gaat dit natuurlijk niet.

Zou deze veertigdaagse vasten geen gelegenheid kunnen zijn om de band met Jezus aan te halen? Af en toe eens de tijd nemen om over Hem na te denken, in stilte, alleen!? We menen al eens dat de vasten een sombere tijd is. In feite is het de voorbereiding op het feest van Pasen, de verrijzenis van Jezus waar heel ons geloof om draait. Reden voor blijvende blijdschap omdat niet de dood maar het leven het laatste woord heeft.

Maar we leven ook met heel pijnlijke situaties, veraf en ook dichtbij waar geen enkele reden tot blijdschap is. Integendeel: hoop op duurzaam leven wordt de kop ingedrukt door een ernstige ziekte waar geen kruid tegen gewassen blijkt. Vertwijfeling blijft dan over omdat dromen in elkaar beginnen te zakken. Waar blijft dan onze reden tot blijdschap? en vooral: waar blijft Jezus die ook Christus genoemd wordt: hij die door God naar ons toe gestuurd is??

Voor mij blijven deze vragen staan, mèt hun vraagtekens!

En toch weet ik ook dat Jezus het lijden niet uit de weg is gegaan en van binnenuit heeft meegemaakt. Dan is het belangrijk dat Jezus meer is voor je als ‘het Jezuke in het kribbetje”, dat Hij voor jou iemand is die bij je staat omdat Hij van je houdt.

Als je het toelaat dat zijn liefde jouw hart raakt, houd je op om voor jezelf te leven – om te leven voor anderen, in eerlijkheid en trouw.

Dat kan een bron van blijdschap zijn.

Ik wens u allemaal een vruchtbare veertigdagentijd, waarbij vasten (jezelf iets ontzeggen) een grote hulp kan zijn.

René Graat mhm

pastoor

 

SPROOKJE, OF…

Er was eens een reiziger op weg door de woestijn.

Hij was al lang aan het lopen.

Hij trok vooral ’s nachts verder want dan was het niet zo warm.

Op een goede nacht, terwijl hij voortzeulde door het rulle zand, voelde hij dat er ook steentjes onder zijn voeten lagen daar waar hij liep. Opeens hoorde hij een stem die zei: “Raap die steentjes op en steek ze in je broekzak.” De man vond dat hij wel wat anders te doen had als ook nog wat kiezel mee te slepen en liep door. Maar die stem sprak weer om hem aan te sporen zijn zakken te vullen. Uiteindelijk, na de zoveelste keer en om van het gezever af te zijn, bukte de man zich en raapte enkele steentjes op en sjokte verder. Van die stem hoorde hij niets meer. Hij liep verder en verder en omdat hij de weg niet wist, ging hij dan weer eens linksaf en dan weer eens rechtsom.

Tegen de morgen begon het wat lichter te worden. Hij dacht aan de steentjes en wilde ze weggooien. Toen hij ze tevoorschijn haalde, bleken die steentjes diamanten te zijn.

Hij kon zich wel voor z’n hoofd slaan omdat hij er zijn zakken niet mee had volgestopt. Jammer.

Waarom dit verhaaltje? Op dit ogenblik leest u het Gerlachus Klokje. Er staan belangrijke artikeltjes in voor onze dorpsgemeenschap – teksten waar een aantal mensen hard aan gewerkt hebben om onze gemeenschap levend/ig te houden. Gelukkig zijn er heel wat mensen die dit blad in huis krijgen. De keerzijde van de medaille is dat het mij opgevallen is dat er nogal wat mensen zijn die niet of maar half lezen wat erin staat. Of dat dit blad gauw verhuist naar het schuurtje achterom, bij de rest van het oud papier.

Er wordt heel wat tijd besteed aan facebook, twitter, instagram, enz. … en zo lang duurt het nu ook weer niet om dit blad te lezen. Vaker als eens staan er belangrijke zaken in. Als je die links, of onder je voeten, laat liggen: Jammer.

Veel leesplezier,

René Graat mhm

pastoor

10 JAAR

Op 18 december j.l. was het 10 jaar dat ik aankwam in Cluster Terlinden.

Terugkijken op die jaren? Nou ja, even, want ik kijk liever vooruit.

Het zijn, wat mij betreft, goede jaren geweest.

Op 8 december j.l. heb ik bisschop Frans Wiertz, in Rolduc, bedankt dat ik al deze tijd in dit bisdom Roermond mocht bezig zijn. Dat meen ik. Zijn reactie daarop was: “ik ben blij dat je hier bent.” Voor mij waren zijn woorden een bevestiging.

Ik ga hier geen onderzoek doen naar de sterke en minder sterke punten van onze geloofsgemeenschap. Wel vraag ik me af wat we ALLEMAAL SAMEN kunnen doen met name voor onze kinderen. Als we willen dat onze gemeenschap blijft voortbestaan, dan is het niet voldoende om ervoor te zorgen dat er nieuwe kindjes bijkomen, maar ok dat we hun wat voorleven en voordoen. 60 jaar geleden kregen we nauwelijks seksuele opvoeding en hopen godsdienstige leringen. Vandaag de dag denk ik dat het tegenovergestelde het geval is. Ik hoop dat het ons lukt om daar een middenweg in te vinden: het ene doen en het andere niet (over)laten (aan een ander).

Van iemand uit ons Cluster ontving ik een mooie e-mail met een mooie (Limburgse) tekst die ik hier voor u vertaal:

“hoe houdt een pastoor het uit

10 jaar in 3 dorpen

Of

Hoe houden drie dorpen het uit

Met een pastoor?

Van harte met uw 10-jarig jubileum en nu op naar de

Volgende 10.

Daarna loeren we wel verder.”

Gezegend 2018!

René Graat mhm

pastoor

TEL JE ZEGENINGEN

Al heel wat jaren komen senioren van Reijmerstok elke week bijeen om van elkaars aanwezigheid te genieten in “A Gen Ing”. Sinds enkele weken bestaat die mogelijkheid ook in Noorbeek in de ‘Hoeskamer’- al is die niet alleen voor senioren bedoeld en die gevestigd is in het volledig vernieuwde en gezellige “Maison Village”. Terwijl ik dit schrijf, zijn in Banholt een aantal mensen druk bezig om binnenkort ook daar een ‘Hoeskamer’ te organiseren. Dit zal dan plaatsvinden in gemeenschapshuis ’t Patronaat, wat prachtig gerenoveerd zal zijn. Al deze activiteiten zijn mogelijk dank zij de inzet van hard werkende, dienst- en beschikbare vrijwilligers. Zij zijn een zegen. Voor ons allemaal.

Ben je dit jaar op vakantie geweest? Misschien heeft die tijd – of een ander moment – je de kans gegeven nieuwe kanten te ontdekken in je relatie met je partner, een goede vriendin of vriend. Een ontdekking waardoor je minder woorden nodig hebt om met elkaar te delen en waardoor je meer innerlijke en blijvende vreugde voelt als je aan je partner, vriend, vriendin denkt. Kortom: een ontdekking die je dichter en hechter bij elkaar heeft gebracht. Een zegen voor jullie beiden.

In dit jaar dat tegen het einde aan begint te lopen, hebben jullie misschien een kindje gekregen, ben je (weer) opa of oma geworden, is je kind geslaagd op school of voor het rijbewijs, heb je een (betere) baan gekregen, is je club in de prijzen gevallen, heb je er een goed toneel seizoen op zitten, ben je blij geworden door wat je hebt kunnen betekenen voor statushouders en heb je kunnen weerstaan aan de verleiding om tegenover elke zegening een tegenslag te bedenken? Als je daar blij van wordt, dan ben je bezig je zegeningen te tellen.

Dat wens ik ons allen toe in deze laatste weken van dit jaar.

Wellicht kunnen we elkaar daar een beetje bij helpen?!

Ook namens het Parochiebestuur wens ik jullie allemaal zegenrijke feestdagen met Kerstmis en de jaarwisseling.

 

René Graat, mhm

pastoor

“HET IS VAN JULLIE, NET ZO GOED ALS VAN MIJ…”

Enkele weken geleden was ik op vakantie, 13 dagen naar de VS. Ik wilde twee vrienden van daar bezoeken die ik in 1967 heb leren kennen. In 1971 zijn we alle drie priester gewijd, ieder in zijn eigen parochie. We hebben onze eigen verschillende wegen gevolgd, en het was heerlijk om na lange tijd weer samen te zijn en te (her)ontdekken dat vriendschap de tijd doorstaat en er dieper op wordt.

Natuurlijk hebben we ook over parochies gesproken, geloofsgemeenschappen. Met nogal wat verschillen: een parochie waar steeds meer Portugees sprekenden komen wonen, of op een vliegdekschip op zee en nu aan land als invaller, of in het bos van Congo en nu in het Heuvelland. Ik ontdekte dat er nogal wat verschillen bestaan tussen katholieken in Amerika en ons wat betreft het kerkbezoek, werkgroepen, financiële bijdragen, bestuur, enz.

Daar proefde ik (weer) dat katholiek ook betekent: veelsoortig. Het gaat mij er niet om vergelijkingen te maken over wat er beter is hier of daar, maar om wat we van elkaar kunnen leren.

Op een dag vertelden mensen mij over hun pastoor (één van m’n vrienden) en hun kerk. Ze waren erg tevreden met hem –  en dat deed me uiteraard goed. Iemand zei toen: “Ze (de kerk) is van ons net zo goed als van hem”. Dat zette me nogal aan het denken. Als dàt de overtuiging is van ons allen, dan is de toekomst van onze geloofsgemeenschap verzekerd!

Daarover doordenkend, is het eigenlijk logisch dat we niet klagen: dat doen mensen die geen hoop hebben. Erger: klagen stoot mensen af en inspireert niet. De energie die je daar in stopt zou beter besteed zijn aan feiten constateren en indien nodig nieuwe plannen te maken. WIJ zijn de toekomst. Dat heeft minder te maken met leeftijd als met optimisme en je inzet voor een open en warme gemeenschap.

René Graat mhm,

pastoor